cacao
- ca·cao
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘zaad van de cacaoboom en daaruit bereide drank’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1596 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cacao | - |
verkleinwoord |
de cacao m
- (voeding) (drinken) product verkregen uit de bonen van de cacaoboom dat onder andere wordt gebruikt voor de bereiding van chocolade
- In Zaandam wordt van cacao chocolade gemaakt.
- cacaoboom, cacaoboon, cacaoboter, cacaobrij, cacao-extract, cacaomassa, cacaomelk, cacao-overeenkomst, cacaoplantage, cacaopoeder, cacaoteelt, cacaovrucht
1. product verkregen uit de bonen van de cacaoboom dat onder andere wordt gebruikt...
- Het woord cacao staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cacao" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cacao" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
cacao
cacao m
cacao m
enkelvoud | meervoud |
---|---|
cacao | cacaos |
cacao m