meervoud

Nederlands

Uitspraak

Geluid: meervoud (hulp, bestand)
IPA: / ˈmervɑut / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

meer·voud

Woordherkomst en -opbouw

In de betekenis van ‘vorm van naamwoord voor een aantal’ voor het eerst aangetroffen in 1584 ^[1]
Afgeleid van meer met het achtervoegsel -voud ^[2]

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	meervoud	meervouden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het meervoud o

woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert

Verwante begrippen

Hyponiemen

majesteitsmeervoud

Afgeleide begrippen

meervoudig, meervoudsvorm

Vertalingen

1. Woord dat in die vorm aan meerdere voorwerpen, mensen of dieren refereert

Afrikaans: meervoud ^(af)
Bosnisch: množina ^(bs) v, plural ^(bs) m
Duits: Plural ^(de) m, Mehrzahl ^(de) v
Engels: plural ^(en)
Esperanto: pluralo ^(eo)
Fins: monikko ^(fi)
Frans: pluriel ^(fr) m
Fries: meartal ^(fy) o
Grieks: πληθυντικός ^(el) m (plithindikós)
IJslands: fleirtala ^(is) v
Indonesisch: bentuk jamak ^(id)
Italiaans: plurale ^(it) m
Japans: 複数形 ^(ja) (ふくすうけい, fukusū-kei)
Kroatisch: množina ^(hr) v, plural ^(hr) m

Latijn: pluralis ^(la)
Limburgs: mieëvaadj ^(li) o
Oekraïens: множина ^(uk) v (množyna)
Pools: liczba mnoga ^(pl) v
Portugees: plural ^(pt) m
Russisch: множественное число ^(ru) o (mnóžestvennoje čisló)
Servisch:
- Cyrillisch: множина ^(sr) v, плурал ^(sr) m
- Westers: množina ^(sr) v, plural ^(sr) m
Slowaaks: množné číslo ^(sk) o, plurál ^(sk) m
Spaans: plural ^(es) m
Tsjechisch: množné číslo ^(cs) o
Vietnamees: số nhiều ^(vi)
Zweeds: plural ^(sv) o, pluralis ^(sv) o

Gangbaarheid

Het woord meervoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meervoud" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.^[3]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=meervoud&oldid=4767399"