[go: up one dir, main page]

  • vi·o·let
enkelvoud meervoud
naamwoord violet -
verkleinwoord - -

violet

  1. (kleur) een kleur tussen blauw en ultraviolet, met een golflengte tussen de 430 en 380 nm
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen violet violetter meest violet
verbogen violette violettere meest violette

violet

  1. (kleur) de kleur violet hebbend
    • Hij gaf haar een mooie violete bloem.