rétta
Uiterlijk
rétta
- rét·ta
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rétta |
réttar |
réttaði |
réttat |
Klasse 1 zwak | volledig | [A] + [B] |
[A] rétta
- [1]: beina
- [3]: breyta, efna, haga, hátta, hegða, semja, skapa, skepja, skipa, stilla, stofna, véla
- [4]: fella, greiða, hátta, semja, skapa, skikka, skipa, stilla
- [5]: býta, gilda, reisa
[B] rétta
- laten drijven, (figuurlijk) laten waaien, vrijuit laten gaan
- (veeteelt) vee drijven
Categorieën:
- Woorden in het IJslands
- Woorden in het IJslands van lengte 5
- Woorden in het IJslands met audioweergave
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het IJslands
- Woorden in het Oudnoords
- Woorden in het Oudnoords van lengte 5
- Zwak werkwoord klasse 1 in het Oudnoords
- Werkwoord in het Oudnoords
- Veeteelt in het Oudnoords
- Dubbele betekenis in het Oudnoords