staal
- staal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staal | stalen |
verkleinwoord | staaltje | staaltjes |
het staal o
- (metallurgie) een legering van ijzer en koolstof
- Te Ter-Neuzen (thans Terneuzen) werden een paar jaren geleden, hoofdzakelijk door Belgisch kapitaal, groote fabrieken gebouwd ter bewerking van ijzer en staal. [3]
- een monster van een stof, een kleine hoeveelheid van iets als proef
|
1. een legering van ijzer en koolstof
2. een monster van een stof, een kleine hoeveelheid van iets als proef
vervoeging van |
---|
stalen |
staal
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stalen
- Ik staal.
- gebiedende wijs van stalen
- Staal!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stalen
- Staal je?
- ↑ "staal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ staal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Bron:
Tijdschrift: Het Nieuws van den dag.
Opgericht door G. L. Funke en P. van Santen.
No. 10363, Maandag 19 October 1903
4e Blad. Bladzijde 14.
Gemengd Nieuws.
Het nieuws van den dag. 19 October 1903.
- Het woord staal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "staal" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be