sounder
- soun·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sounder | sounders |
verkleinwoord |
de sounder m
- (communicatie) (geschiedenis) apparaat waarmee men op het gehoor een telegram kan opnemen doordat de morsecode als geluid wordt weergegeven
- Het woord sounder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sounder" herkend door:
30 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Swanenburg, B. & Nolet, W.“Leopold's Encyclopaedie. Deel 3 N-Z : Telegraaph” (1939/1940), Leopold, Den Haag, p. 645/646
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- [A] Afgeleid van het werkwoord sound met het achtervoegsel -er.
- [B] Ontleend aan Frans sonder.
- [C] Ontwikkeld uit Oudengels sunor.
[A] sounder
- iemand die een geluid voortbrengt, iets dat een geluid maakt
- (communicatie) (geschiedenis) sounder, apparaat waarmee men op het gehoor een telegram kan opnemen
- mv (medisch) (verouderd) stethoscoop
- [2] Nederlands: sounder
[B] sounder
- (scheepvaart) sonde, peilapparaat
- (scheepvaart) de bediener van de sonde, peiler
- (visserij) sonarapparaat om vissen in de zee waar te nemen
[C] sounder
sounder sounder
- vergrotende trap van sound