nut

• Geluid:  nut    (hulp, bestand)
• IPA: /nʏt/

• nut

• In de betekenis van ‘voordeel’ voor het eerst aangetroffen in 1505 ^[1]
• ^[2]

het nut o ^[3]

1. baat, voordeel; een bijdrage aan het bereiken van een doel

   • Weet jij wat het nut is van die extra uitleg? 

   ▸ ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’^[4]

• heil

• baat, belang, voordeel, winst

• nietsnut, niksnut

• nietsnut, niksnut

• onnut

nut ^[5]

1. voordeel opleverend, nut afwerpend

• onnut

nut

1. enkelvoud tegenwoordige tijd van nutten
2. gebiedende wijs van nutten

• Het woord nut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nut" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid:  nut    (hulp, bestand)

nut

1. (plantkunde) noot
2. (werktuigbouwkunde) moer