kut
- kut
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kut | kutten |
verkleinwoord | kutje | kutjes |
- (vulgair) (anatomie) vrouwelijk schaamdeel
- Ik ben niet helemaal naar Den Haag afgereisd om te vertellen hoe een lul in een kut moet. [4]
- (vulgair) (figuurlijk) (scheldwoord) vervelende of domme vrouw
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
- Hoe stom kun je zijn, domme kut?
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
- versterkend voorvoegsel (vulgair) (pejoratief) gebruikt als eerste deel van samenstelling om het negatieve karakter van het tweede deel te versterken
- Door al die advertenties is het een kutsite geworden.
vrouwelijk schaamdeel
stellend | |
---|---|
onverbogen | kut |
verbogen | (alleen predicaat) |
kut
- afkeurenswaardig, slecht, onaangenaam
- Dat is toch gewoon kut?
kut
- woord gebruikt wanneer iemand schrikt of geschrokken is
- Oh kut, dit gaat fout.
- Oh kut, dat ging maar net goed.
1.
- Het woord kut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kut" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kut op website: Etymologiebank.nl
- ↑ https://www.oneworld.nl/mensenrechten/rode-wangen-de-tweede-kamer-door-goedeles-seksles/
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be