[go: up one dir, main page]

  • Za·cha·ria
  enkelvoud
nominatief   Zacharia  
genitief   Zacharia's  

Zacharia m

  1. (religie) zoon van Iddo, hoofd van de priesterfamilie Iddo in de tijd van hogepriester Jojakim; profeet wiens woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (7x: Zach. 1:1 +, Ezra 5:1 +, Neh. 12:16)
  2. (religie) boek in de Bijbel, waarin de profeet Zacharia, zoon van Iddo, een hoofdrol speelt
  3. (religie) soms gebruikt voor Bijbelse personen met dezelfde naam als de profeet, die meestal meer letterlijk wordt vertaald als Zecharja
  4. (mannelijke naam) jongensnaam
  • Zacharias (verouderd voor [1] en [2], meest gangbare vorm voor [4])
  • [1], [2] Zakarias
  • Zecharja (Hebreeuws, gangbare vorm voor [3])
[2] boeken in de christelijke Bijbel
 Oude Testament  


 Apocriefen  
aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met
*
 Nieuwe Testament  

Zacharia m

  1. (vrouwelijke naam) meisjesnaam