Zacharia
- Za·cha·ria
enkelvoud | |
---|---|
nominatief | Zacharia |
genitief | Zacharia's |
Zacharia m
- (religie) zoon van Iddo, hoofd van de priesterfamilie Iddo in de tijd van hogepriester Jojakim; profeet wiens woorden staan in een naar hem genoemd Bijbelboek (7x: Zach. 1:1 +, Ezra 5:1 +, Neh. 12:16)
- (religie) boek in de Bijbel, waarin de profeet Zacharia, zoon van Iddo, een hoofdrol speelt
- (religie) soms gebruikt voor Bijbelse personen met dezelfde naam als de profeet, die meestal meer letterlijk wordt vertaald als Zecharja
- (mannelijke naam) jongensnaam
- Zacharias (verouderd voor [1] en [2], meest gangbare vorm voor [4])
- [1], [2] Zakarias
- Zecharja (Hebreeuws, gangbare vorm voor [3])
[2] boeken in de christelijke Bijbel
- Genesis
- Exodus
- Leviticus
- Numeri
- Deuteronomium
- Jozua
- Rechters
- Ruth
- 1 Samuel
- 2 Samuel
- 1 Koningen
- 2 Koningen
- 1 Kronieken
- 2 Kronieken
- Ezra *
- Nehemia
- Ester *
- Job
- Psalmen
- Spreuken
- Prediker
- Hooglied
- Jesaja
- Jeremia
- Klaagliederen
- Ezechiël
- Daniël *
- Hosea
- Joël
- Amos
- Obadja
- Jona
- Micha
- Nahum
- Habakuk
- Sefanja
- Haggai
- Zacharia
- Maleachi
- Apocriefen
- aanvullingen op boeken
hiervoor gemarkeerd met *
Zacharia m
- (vrouwelijke naam) meisjesnaam
2. boek in de Bijbel
- Het woord 'Zacharia' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ verklaring: Zacharia in de Nederlandse Voornamenbank van het Meertens Instituut op de website van de KNAW