De tijdlijn van de Lage Landen is een chronologische lijst van feiten en gebeurtenissen betreffende de Lage Landen, een gebied dat ongeveer de laagvlakte in Nederland, België en sommige aangrenzende streken beslaat, gelegen rond de grote rivieren van Noordwest-Europa die in de Noordzee en het Nauw van Calais uitmonden. Daarin vormden zich variërende eenheden onder respectievelijk Keltisch-Germaanse, en Romeinse invloeden. Vervolgens evolueerden zij onder impuls van de kerstening mee in grotere imperiums met een toenemend feodale structuur. De opkomst van de steden zorgde voor toename in rijkdom, maar ook verschuiving van de macht en versplintering. Pogingen tot centralisatie wisselden af met tendensen tot autonomie.
Klik op een jaartal hieronder om het scrollen te beperken
20 juni – De Slag op de Catalaunische Velden (het gebied van de Catalauni bij Troyes in de zuidoostelijke uithoek van de Lage Landen) eindigt in een onbeslist bloedbad. Attila verlegt zijn veroveringsplannen van Gallië naar Italië. Het gevaar van de Hunnen is geweken.
Moord op de Romeinse opperbevelhebber Flavius Aëtius. Na de verzwakking van het West-Romeinse Rijk die volgt, ondernemen meerdere Germaanse volken pogingen hun macht in Gallië te vergroten. Het antwoord van de Romeinen hierop is een veldtocht in de zomer van 457 onder leiding van Aegidius tegen de Ripuarische Franken (Rijnfranken), waarbij Keulen ontruimd moet worden.
Aegidius, legerleider in Gallië, verzet zich tegen de nieuwe machtshebbers van het West-Romeinse Rijk en sticht in Gallia Lugdunensis, het Gallische gebied ten noorden van de Loire en ten zuiden van de Somme een zelfstandig Gallo-Romeins Rijk met Soissons als hoofdstad, waar zich enkele belangrijke wapenfabrieken bevinden.
Aegidius voorziet zich van de steun van de Frankischefoederati onder aanvoering van Childerik. Met hulp van deze bondgenoten slaagt hij erin de Visigoten te verslaan in de slag bij Orléans, waarmee hij zijn machtsbasis in Gallië versterkt.
Romulus Augustulus, de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk, wordt afgezet door Odoaker. Deze biedt aan de Oost-Romeinse keizer Zeno de westelijke keizerskroon aan.
Clovis I wordt na de dood van Childerik I koning van het gebied beneden de Rijn, dat door de Salische (zuidwesten) en Ripuarische Franken (oosten) wordt bewoond (latere West-Francië)
Het graf van Childerik I in Doornik wordt in 1653 ontdekt, en geldt als het rijkste Frankische koningsgraf dat ooit is gevonden. Hij vecht enkele malen aan de zijde van de Romeinen, onder meer met Aegidius tegen de Visigoten bij Orléans in 463 en met comes Paulus tegen de Angelsaksen in Angers in 464.
Clovis I laat zich dopen als hij overgaat naar het christelijke geloof, dat daarmee de officiële godsdienst in zijn rijk wordt. Dit maakt hem tot de held van de katholieke Gallo-Romeinse bevolking. De bekering van Clovis leidt de kerstening van West-Europa in. In de Lage Landen zijn het voornamelijk de missionarissen Willibrord en Amandus, die de bekering op zich nemen. Dorpen krijgen als centrum een kerk.
Een Friese koning van wie de naam niet is overgeleverd, verslaat tijdens de Slag aan de Rijn met zijn leger de Deense of Zweedse indringers, die worden aangevoerd door koning Hygelac.
Chlotarius I verovert een deel van Frisia, het noordwestelijke deel van de Lage Landen, waar de Friezen zich hebben gevestigd. Volgens de Frankische gewoonte is zijn rijk echter een persoonlijk gebied en wordt als zodanig bij zijn dood onder zijn zonen verdeeld. Vaak ontstaan door de rivaliteit onderlinge oorlogen, wat zorgt voor een machtsvacuüm in de randgebieden. Hierdoor kunnen de Friezen hun verloren gebieden heroveren.
Sigebert I van Austrasië huwt in 567 de Visigotische prinses Brunhilde, wat de afgunst opwekt van vooral zijn broer Chilperik, die daarop Brunhilde's zuster Galswintha uit Spanje ontbiedt en met haar huwt.
Galswintha wordt in een hofintrige vermoord en Brunhilde wijst Fredegonde, een vooraanstaande courtisane van haar zwager, aan als oorzaak. Wanneer Chilperic ook nog met deze Fredegonde huwt betrekt de rivaliteit tussen beide koninginnen de twee koningen in een oorlog tegen elkaar.
Chilperic verbreekt de vrede door een inval van Austrasië, maar wordt verslagen en vlucht naar Doornik. Een bede van Germanus aan Brunhilde om haar gemaal te overtuigen zijn broer te sparen wordt door haar genegeerd. Daarop wordt Doornik onder beleg geplaatst.
Fredegonde heeft twee huurmoordenaars geronseld, die Sigebert om het leven brengen in Vitry-en-Artois. Brunhilde wordt in gevangenschap meegevoerd naar Rouen. Daar huwt zij met een zoon van Chilperic en diens eerste vrouw, Childebert II, en eist in zijn naam het regentschap over Austrasië weer op. In de 33 jaar van haar bewind zorgt zij voor herstelling van de oude Romeinse wegen, bouwt veel kerken en abdijen, ook de nodige verdedigingsforten, herorganiseert de koninklijke financiën, en herstructureert het leger.
Na een opstand van adellijken, die Neustrië aanhangen, laat haar leger haar in de steek. Zij zal op gruwelijke wijze vermoord worden.
In de 7e eeuw ontstaan veel dorpen, vaak strategisch gelegen aan een abdij, klooster, versterking, weg of rivier. De achtervoegsels 'heim' (thuis) (in vb. Stockheim en Reckheim), 'zele' (nederzetting) (in vb. Dudzele en Londerzeel) en 'gem' (plaats) (in vb. Waregem en Zedelgem) wijzen daarop.
Dorestad komt tot bloei door de handel tussen de Chamaven van Hamaland, de Friezen en de Franken en met Scandinavië en Engeland.
In Frisia heerst omstreeks deze tijd koning Audulf.
Na een periode van interne strijd in Frankrijk, waardoor de Frankische invloed op het noorden van de Lage Landen vrijwel verdwijnt, komt Dagobert I met een klein leger daarnaartoe. In Utrecht wordt een kerkje opgericht, waarmee de Frankische invloed wordt uitgebreid in een gebied dat langzamerhand door de Friezen is ingenomen. Na het overlijden van Dagobert volgt daar weer een periode van neergang van de Frankische macht en vervalt het kerkje.
De heilige Eligius bezoekt de Andouerpii, de Antwerpenaren, die links en rechts van de beneden Schelde wonen. Hij richt zich op de kerstening van de Vlamingen, de inwoners van Antwerpen, de Friezen en de stammen langs de kust.
De hoofdgeul van de Schelde stroomt nog onder Zwijndrecht door, dus veel meer naar het Westen. In de 5de-6de eeuw spoelen de oude afwaartse beddingen van de Schijnriviertjes en de rivierarm voor Antwerpen uit tot hoofdarm, en verzandt de geul voor Zwijndrecht.[3]
Amandus zou er op vraag van de Merovingische koning Dagobert I een kerk hebben gesticht, gewijd aan Sint-Pieter en Paulus.
Door toedoen van HofmeierGrimoald I belandt de zoon van Sigibert III, Dagobert II, in een klooster in Ierland. Zo wordt Grimoalds zoon Childebert III (eerder door Sigibert geadopteerd toen deze nog geen erfgenaam had) koning van Austrasië. Hoewel Clovis II van Neustrië het vertrek van Dagobert II naar Ierland niets in de weg gelegd had, lokt hij Grimoald en Childebert de Geadopteerde op zijn eigen terrein en laat hen vermoorden. Zo wordt het Frankische Rijk voor korte tijd herenigd.
De Engelse missionarissen Willibrordus en Bonifatius steken de Noordzee over en landen in Westkapelle. Van daaruit beginnen ze met de kerstening in Zeeland en verder landinwaarts.
Willibrord wordt te Rome door paus Sergius I tot aartsbisschop der Friezen gewijd, dat wil zeggen van de Nederlanders boven de grote rivieren, met Utrecht als zijn zetel.
De Sint-Pieter en Pauluskerk van Antwerpen is in de 7de eeuw in handen van adel (Rauchingus) uit de omgeving van de Pepiniden, het geslacht van Karel de Grote, die deze kerk rond 695 wegschenken aan de heilige Willibrordus ter ondersteuning van de bekering van het gebied dat nu Nederland is.
Radboud maakt plannen om andermaal het Frankenrijk binnen te vallen en trekt daartoe een groot leger samen.[4] Hij krijgt evenwel daartoe niet meer de gelegenheid, want door een ernstige ziekte getroffen sterft de Friese koning in de nazomer of vroege herfst van 719.[5] Radboud laat Frisia ontredderd achter zonder geschikte opvolgingskandidaat.
Door hofmeier Karel Martel wordt kort na de dood van Radboud een deel van de Friezen onderworpen. Vanaf 720 is het Friese gebied ten westen van de Vlie (Zeeland, Holland en Utrecht) in Frankische handen.
Karel Martel stelt Willibrord in staat om de zending onder de Friezen vanuit Utrecht te hervatten.
Karel voert campagnes tegen Beieren waarbij hij wordt gesteund door de Alemannen. De Beierse hertog Hugbert erkent het gezag van Karel.
Bonifatius wordt in 722 benoemd tot bisschop van de Germaanse gebieden die hij onder het gezag zal brengen van de Kerk van Rome.
Terwijl Karel langere tijd in Beieren verblijft, komt Raganfrid (nog altijd graaf van Anjou) in opstand. In 724 wordt deze opstand door Karel onderdrukt.
Karel Martel verslaat de Alemannen en doodt hun hertog Lantfrid. Hij benoemt geen opvolger, wat betekent dat hij zelf het feitelijke gezag over de Alemannen heeft.
Karel Martel verslaat in de Slag aan de Boorne de Friezen en doodt hun aanvoerder Poppo. De Franken plunderen het huidige Friesland en vernietigen heidense heiligdommen. Het Friese Rijk houdt op te bestaan, waarbij het gebied ten westen van de Lauwers in Frankische handen komt. Met deze Frankische overwinning is de macht van de Friese koningen gebroken.
Karel financiert zijn leger door kerkelijke bezittingen in beslag te nemen. De bisschoppen dreigen daarop om Karel te excommuniceren, wat alleen wordt voorkomen doordat Bonifatius krachtige steun aan Karel geeft.
De gebieden van Karel Martel worden onder zijn volwassen zonen verdeeld: Carloman krijgt Austrasië en Alemannië (met Beieren als een vazalstaat), Pepijn de Korte Neustrië en Bourgondië (met Aquitainië als vazalstaat) en Grifo krijgt niets, hoewel sommige bronnen aangeven dat er over gesproken was hem een strook land tussen Neustrië en Austrasië te geven.
Childerik III wordt na een interregnum van zeven jaar koning in naam van de Franken. Werkelijke heersers blijven de hofmeiersPepijn en Carloman. Deze laatste trekt zich na vier jaar echter terug in een klooster.
In 743 of 748 wordt de eerste (Romaanse) Kathedraal van Chartres afgebrand door de Visigoten van de Aquitaanse hertog Hunold bij de plundering van de stad. Een tweede kathedraal wordt dan gebouwd.
Het gebied boven de grote rivieren wordt vanaf het midden van de 8e eeuw gekerstend. Daarbij bieden vooral de Saksen onder leiding van Widukind enkele decennia weerstand tegen de Frankische machthebbers.
Pepijn de Korte laat zich tot koning van de Franken zalven te Soissons.
Hij vervangt de referendaris, de beheerder van de koninklijke administratie – een leek – door een geestelijke kanselier. Het bestuur verbetert, maar topambtenaren zullen tot het eind van de 13e eeuw geestelijken zijn.
Januari te Ponthion – Pepijn belooft de paus plechtig dat hij de koning van de LongobardenAistulf zal bestrijden en het Exarchaat en de gebieden van de Republiek Corsica en van Sardinië en Sicilië aan de paus zal geven.
5 juni – De bisschop van Mainz, Bonifatius, wordt met zijn gevolg gedood bij Dokkum in Friesland.
Pepijn verslaat Aistulf, de koning van de Longobarden en legt hem het verdrag van Pavia op. Hiermee verkrijgt de paus veel gebied, hoewel dat zonder keizerlijke toestemming op basis van een vervalst document gebeurt.
Pepijn dringt diep tot aan de Garonne door. Aquitanië ligt nu aan zijn voeten en de Basken geven zich gewonnen. Aquitanië is wel volledig verwoest na jaren oorlog en zal zich niet snel herstellen.
Karel de Grote wordt koning van het Frankische rijk, samen met zijn broer Carloman I, waarbij ze ieder de helft van het rijk besturen.
De Engelse missionaris Lebuïnus trekt de IJssel over. Hij is waarschijnlijk de stichter van Deventer.
In 771 wordt Karel verliefd op Hildegard, de 13-jarige dochter van de machtige graaf Gerold van de Vinzgau uit Alemannië (dus een onderdaan van Carloman). Hij verstoot zijn vrouw, Desiderata, dochter van Desiderius, de koning van de Longobarden. Begin van het conflict tussen Karel en de Longobarden. Volgens de normen van die tijd is Hildegard echter nog niet huwbaar, en pas drie jaar later, als de paus verlegen zit om Karels hulp, zal het huwelijk erkend worden.
5 december – Carloman sterft, waarna Karel koning wordt van het gehele Frankische rijk. Hij weet dit tijdens zijn heerschappij enorm uit te breiden. Alle vrije inwoners moeten een eed van trouw aan hem zweren, waardoor hij meer macht heeft dan zijn voorgangers.
De Saksen steken de kerk van Lebuïnus in Deventer in brand nadat de Franken de Irminsul op de belangrijkste verzamelplaats van de Saksen vernietigen. Daarop onderneemt Karel een strafexpeditie. De Saksenoorlogen duren in het huidige Duitsland tot 804, maar eindigen in de Lage Landen als Widukind zich in 785 laat dopen met Karel de Grote als peter.
De Franken kerstenen de Saksen met veel geweld. Op het beoefenen van heidense rituelen staat de doodstraf.
De Saksen maken gebruik van de afwezigheid van Karel de Grote, die in Italië is, en veroveren delen van hun verloren gebieden terug. Na terugkomst van Karel zetten de Franken hun veldtocht in Saksen voort en zaaien zo veel terreur dat de bewoners zich overgeven.
Karel de Grote houdt een vergadering van rijksgroten in Paderborn, in het onlangs veroverde Saksen. Hij stelt de abt van Fulda Sturmius aan om het bestuur van het gebied te hervormen. De Saksische leider Widukind is naar het hof van koning Siegfried van Denemarken gevlucht.
Alcuinus wordt leraar aan het hof van Karel de Grote. Hij krijgt het beheer over verschillende abdijen.
Alcuinus is de meest prominente figuur van de Karolingische renaissance. Hij brengt de Franken in contact met de Latijnse cultuur die in Engeland nog bestond. Zijn grootste betekenis ligt in de rol die hij vervulde voor de verbreiding van wat in zijn dagen restte van de literatuur uit vroeger eeuwen. Oorspronkelijk zijn zijn eigen werken niet, maar ze hebben juist tot doel gehad de verbreiding van kennis te bevorderen. Als Karel de Grote's "minister van Onderwijs" zorgt Alcuinus voor het behoud van de literaire bronnen, voor de organisatie van de scholen, en voor het peil van het gegeven onderricht.
Karel de Grote vaardigt de Capitulatio de partibus Saxoniae uit. Het is een draconische maatregel die de Saksen met strenge straffen (waaronder de doodstraf) bedreigt indien ze weerstand bieden aan de gedwongen kerstening.
Karel de Grote vertrouwt het bestuur van de grensgebieden met Bretagne aan zijn oudste zoon Karel toe, nu de oorlog tegen de Kelten op vrijwel niets is uitgelopen.
Met hulp van troepen van de Friezen, Saksen, Abodriten en Sorben valt Karel de Grote het land van de Slaven binnen. Hij dringt door in de richting van de Oostzee tot aan de rivier de Havel.
De Saksen komen in opstand tegen de Frankische onderdrukking. De missionarissen doen meer aan belastingheffen dan aan het verspreiden van het geloof.
De opstand van de Saksen slaat over naar Oosterlauwers Friesland waar de Friezen onder leiding van de hertogen Unno en Eilrad rebelleren tegen het Frankische Rijk. Er worden veel kerken in brand gestoken en priesters op de vlucht gejaagd.
Karel de Grote stuurt zijn zoon Karel naar de Deense grens om zijn belaagde bondgenoten de Abodriten bij te staan. De Frankische prins trekt echter liever in het Baltische gebied op tegen minder geduchte tegenstanders.
Een Frankisch-Deense vredesconferentie in Beidenfleth aan de Stör leidt tot betere betrekkingen. De Abodritenvorst Drosuk zou door de Denen vrijgelaten worden, maar wordt uiteindelijk vermoord.
26 maart – Liudger, Nederlands bisschop en missionaris overlijdt.
Koning Godfred van Denemarken vertoont opnieuw zijn overmacht ter zee. Hij houdt een strafexpeditie langs de Friese kust waar hij in een aantal schermutselingen rijke buit behaalt. Hij dwingt de Friezen schatting te betalen. Het Frankische leger en vloot komen te laat, als de Denen alweer vertrokken zijn.
De ambitieuze Deense koning Godfred wordt in Friesland door zijn eigen lijfwacht vermoord. Zijn neefje Hemming volgt hem op.
Godfried van Denemarken valt met 200 schepen Friesland aan als vergelding voor de pogingen van Karel de Grote om Denemarken bij zijn rijk te voegen, na daarvoor al de Danevirke versterkt te hebben. Hij wordt dat jaar vermoord door een van zijn Huskarls. Als verdediging tegen de aanvallen van de Vikingen laat Karel de Grote vlooteenheden plaatsen in Boulogne en Gent en maakt Friesland – wat in deze tijd strekt van Sincfala (het Zwin) tot de Wezer – een mark met de verplichting tot permanente paraatheid.
Karel de Grote die wat laat is gaan beseffen dat zijn landlegers goeddeels machteloos zijn tegenover de Vikingen, inspecteert zijn vloot in Gent en Boulogne.
Karel overlijdt aan een longontsteking en wordt opgevolgd door zijn enige nog levende zoon, Lodewijk de Vrome, waardoor het wederopgestane "West-Romeinse Rijk" nog een generatie lang ongedeeld blijft. Dit is een vrij zeldzame situatie, aangezien het Frankisch recht vereist dat het rijk verdeeld wordt onder de nog levende zonen, wat vaak voor onderlinge strijd en verdeeldheid zorgt.
Lodewijk de Vrome valt Jutland binnen. Hoewel de Danevirke geen hindernis blijkt, weten de Denen zich op het eiland Funen te verschansen, beschermd door een overmacht ter zee. De Franken trekken zich na enige tijd onverrichter zake terug.
Bisschop Theodulf van Orléans wordt afgezet en gevangengezet, nadat hij betrokken geraakt was bij een samenzwering van de koning van Italië, Bernard tegen Lodewijk de Vrome.
Voor de Abdij van Sankt Gallen wordt een gedetailleerde plattegrond gemaakt, inclusief kruidentuin. De plannen worden echter nooit geheel uitgevoerd. Dit is de oudst nog bewaarde bouwtekening.
Bij de Franken ontstaat een burgeroorlog die tot 834 zal duren tussen keizer Lodewijk de Vrome en zijn zoons over de verdeling van zijn rijk na zijn dood.
April – Lodewijk de Vrome bereidt een veldtocht tegen de Bretons voor, maar zijn oudere zoons komen tegen hem in opstand. De keizer wordt onder huisarrest geplaatst.
Lodewijk de Vrome weet door geheim overleg met zijn jongere zoons een wig te drijven in het bondgenootschap dat Lotharius steunt. Hij belooft Lodewijk de Duitser en Pepijn van Aquitanië gebiedsuitbreiding.
Oktober – Op de vergadering van Nijmegen weet Lodewijk de Vrome zijn vrijheid te herkrijgen en terug te keren op de troon. Lotharius keert vernederd naar Italië weer.
Vikingen plunderen Dorestad en Quentovic tot 837. Dorestad, dat nu een van de belangrijkste en succesvolste handelssteden in Noordwest-Europa is, weet zich steeds te herstellen, maar vervalt uiteindelijk, waarschijnlijk door verzanding van de Kromme Rijn.
Het Utrechts Psalter werd waarschijnlijk geschreven tussen 815 en 835,[7][8] maar het werd geschreven in de omgeving van Reims en hoort dus eigenlijk niet thuis in de tijdlijn van de Lage Landen.
De Annales Fuldenses vermelden dat Antwerpen in 836 door de Noormannen wordt gebrandschat. Deze raid past in een reeks aanvallen waarbij ook het Frankische garnizoen in de koninklijke villa op Walcheren wordt verslagen en de Vikingen van Harald en Rorik de Schelde onder controle krijgen (tot 876).
De Zak- en Mattestraat zijn de eerste straten van het dorp Antverpia, ten tijde van de Noormannen.
Een Deense aanval in Frisia blijft uit doordat de Deense vloot in een storm vergaat.
Gezanten van de Deense leider Hárekr bereiken de keizer en verzekeren dat zij onruststokers zelf ter dood gebracht hebben. Op hun verzoek het gebied van de Friezen en Obodriten over te dragen wordt niet ingegaan.
Het dorp Duiven wordt voor het eerst genoemd in een document als het dorp Thuvine. Dit is het dorp in Gelderland waar de laatste zondag in augustus de jaarlijkse sacramentsprocessie nog in het openbaar trekt.
Door de ramp, maar ook door de twisten tussen Lodewijk en zijn zoons neemt de Karolingische macht in de Lage Landen verder af. Een twist over de opvolging zal tot deling van het rijk leiden.
Oudste stadskerk Sint-Salvator, oorspronkelijk een Romaans kerkje, wordt gebouwd in Brugge.
Brugge, gelegen op of bij het punt waar de pagus Flandrensis (Vlaanderengouw), de pagus Rodanensis (Rodenburg- of Aardenburggouw) en de pagus Mempiscus (Mepsegouw) elkaar raken, staat nog rechtstreeks in verbinding met de Noordzee en oefent de functie uit van handelsnederzetting.
De stad Brugge is een uitgelezen doelwit voor de Noormannen omwille van de strategische ligging en haar functie als gouwhoofdplaats, waar de vertegenwoordiger van het centrale gezag zetelt. Daarom wordt in de loop van de eerste helft van de 9e eeuw, dus nog vóór het aantreden van de eerste met naam bekende graaf van Vlaanderen, Boudewijn I (862-879), ter hoogte van het huidige Burgplein een versterkte burcht met aarden wallen en paalwerk gebouwd. De versterkte burcht ligt op het knooppunt van de mogelijk Romeinse wegOudenburg-Aardenburg en de Reie en met een oppervlakte van circa 1 ha.
Met het Verdrag van Prüm wordt na de dood van keizer Lotharius het Middenrijk onder zijn drie zoons verdeeld, waarbij Lotharius II het noordelijke deel krijgt, het koninkrijk Lotharingen. Het Rijk der Franken heeft nu vier koningen en een keizer van twee verschillende generaties. De broederlijke samenwerking komt hiermee aardig op de tocht te staan.
Volgens de 13e-eeuwse chroniqueur Martinus Polonus, auteur van een handboek over de geschiedenis van de wereld, zou Pausin Johanna in dit jaar verkozen zijn. Tot in de veertiende en vijftiende eeuw twijfelde bijna niemand aan haar bestaan als historisch persoon.[bron?]
Er wordt vermeld dat Wichman de graaf van Hamaland is, een gouwe die in verband met de Chamaven wordt gebracht.
Na het overlijden van de kinderloze Karel van Provence in 863 worden diens bezittingen verdeeld onder zijn twee broers.
Koning Lodewijk de Duitser lapt alle broederlijke samenwerking aan zijn laars en valt het rijk van zijn broer Karel de Kale binnen. Hij is daartoe uitgenodigd door een coalitie van edelen uit Bretagne en Neustrië die hem vraagt om koning van West-Francië te worden. Leider van de samenzwering is Robert IV de Sterke.
Na het overlijden van de volgens de wet kinderloze Lotharius II in 869 wordt zijn rijk verdeeld in het Verdrag van Meerssen. Zijn ooms, Karel de Kale en Lodewijk de Duitser, respectievelijk de koningen van West- en Oost-Francië, verdelen de nalatenschap van Lotharius II. In Lotharingen wordt de grens tussen het Franse en Duitse koninkrijk gevormd door de loop van de rivieren de Maas, de Ourthe en de Moezel. Italië en Bourgondië blijven bestaan.
De Noormannen onder leiding van Rollo vallen Walcheren binnen. Ze plunderen en brandschatten het eiland. De bewoners roepen de Friese koning Radboud en de Henegouwse graaf Reinier te hulp. Deze laatste komt inderdaad maar wordt verslagen en de Noormannen achtervolgen hem over de Schelde, onderwijl de oevers plunderend.
De Onze-Lieve-Vrouwkerk in Brugge wordt gebouwd.De oudste tastbare bron waarop voor het eerst de naam van de stad wordt gebruikt zijn enkele munten van voor 875. Ze vermelden Bruggia en Bruccia.
De Vikingen vallen langs de rivieren met een groot leger het noorden van het West-Francië binnen en trekken plunderend rond. Dit is het begin van een oorlog die 13 jaar zal duren. Zij vestigen bases in onder andere Gent, Leuven, Elsloo, Kortrijk en Amiens. Zelfs Parijs moet het ontgelden.
De aanvallen van de Vikingen hebben het Frankische gezag ondermijnd – Friesland is bijvoorbeeld in Deense handen – en als Boso van Provence, een edele die niet van Karolingische afkomst is, zich laat uitroepen tot koning van Provence, besluiten de Duitse koning Lodewijk de Jonge en de koningen van Frankrijk Lodewijk III en Karloman van Frankrijk tot het Verdrag van Ribemont, waarmee een einde komt aan de rijksdelingen. Lotharingen komt bij het Oost-Frankische rijk en men probeert het daarin te integreren.
De hof en nederzetting Zutphen wordt door de Noormannen geplunderd en veel inwoners worden vermoord (eerste archeologische bewijs van een Vikingaanval op het vasteland van Europa).
Karel de Dikke betaalt Godfridus en Sigifridus 2412 pond goud en zilver om deze Vikingen af te kopen van plundering en tevens hun bekering tot het christendom te bekostigen. Sigifridus krijgt Friesland als "leen" en Godfried vestigt zich in de Rijndelta vanwaaruit hij het Frankenrijk desondanks toch verder plundert.
Ook de Westfrankische koning Carloman is gedwongen schatting te betalen.
De Westfrankische edelen nodigen keizer Karel de Dikke, koning van het Oost-Frankische Rijk en Italië, uit ook het westen over te nemen. Hiermee is het Karolingische Rijk ' herenigd '.
Godfried wordt opgepakt door Hendrik van Babenberg en te Herispich om het leven gebracht vanwege zijn aandeel in het complot met Hugo, de broer van Gisela, tegen Karel de Dikke. Zijn zwager Hugo worden de ogen uitgestoken.
De Fries Gerolf is bij de terechtstelling betrokken en wordt in 889 beleend met Kennemerland en het gebied rond Tiel. Gerolf wordt wel gezien als de stamvader van het Hollandse huis, al worden tot ± 1100 de bewoners van zijn gebied nog Friezen genoemd.
Oktober. Keizer Karel de Dikke komt in persoon met een leger naar Parijs en legert op de heuvel van Montmartre buiten de stad. Hij weet echter niet beter dan de Noormannen af te kopen en ze toe te staan in Bourgondië te 'overwinteren' (lees: plunderen). De doodzieke keizer trekt zich terug op zijn landgoed. Dit is echter een grote klap voor de geloofwaardigheid van de Karolingische koningen.
Na de dood van Karel de Dikke begint de lokale adel steeds meer het heft in handen te nemen. De zwakte van het Karolingisch gezag en het onvermogen om de burgerbevolking tegen de Noormannen te beschermen speelt daar een belangrijke rol in.
In Francia zorgt de dood van Karel de Dikke voor een machtsvacuüm. De wettige opvolger Karel de Simpele is te jong en te zwak en zo wordt graaf Odo van Parijs, zelf geen Karolinger, tot koning gezalfd.
Boudewijn II, zelf een kleinzoon van Karel de Kale en dus wel een Karolinger doet geen poging Odo het koningschap te betwisten, maar erkent hem ook niet. In plaats daarvan tracht hij als graaf van Vlaanderen zijn gebied verder uit te breiden.
4 augustus – Graaf Gerolf van Holland ontvangt van de Oost-Frankische koning Arnulf van Karinthië als beloning voor zijn rol bij het verdrijven van de Noormannen een aantal goederen in volle eigendom. Het betreft een gebied buiten zijn graafschap, in Teisterbant, bestaande uit een aantal boerderijen en huizen in onder andere Tiel, Aalburg en Asch, plus een gebied binnen zijn graafschap, bestaande uit een bos en een bouwakker, ergens tussen de monding van de Oude Rijn en (vermoedelijk) Bennebroek.
Slag bij de Dijle: Arnulf van Karinthië verslaat de Vikingen die al 13 jaar het land onveilig maken bij Leuven, waarmee hij een einde maakt aan hun overheersing. De meeste Noormannen trekken zich nu terug tot Boulogne. Een deel van hen probeert naar Engeland terug te keren maar koning Alfred weert hen af. Anderen blijven echter en vermengen zich met de autochtone bevolking.
Boudewijn II maakt van de verwarde toestand gebruik om zijn eigen macht uit te breiden. Hij richt houten versterkingen op in Sint-Omaars, Brugge en Gent.
Everhard Saxo, de graaf van Hamaland wordt vermoord door de Fries Waldger.
Koning Odo uit het Robertingische Huis (de voorouders van het Huis Capet) wordt door de Karolingische partij gedwongen Karel de Eenvoudige aan te wijzen als zijn opvolger. Daarmee wordt het Karolingische Huis hersteld op de troon van Francia. Odo's broer Robert krijgt echter een flink gebied tussen Seine en Loire in bezit.
De historische bronnen bevestigen het bestaan van Antwerpen als vroege stad aan het einde van de 9de eeuw. Ze wordt als vicus of handelswijk omschreven.
De vroegste handschriften van het ‘processionale’ type dateren uit de 10e eeuw. Deze processies brachten al veel vroeger (christelijke) verenigingen en lokale volkspraktijken met betrekking tot de oogst tezamen. Oude geliefde gezangen, vaak van heidense origine zoals de processie zelf, en litanieën worden mits enige aanpassing in leven gehouden en opgetekend in responsoriums. De rituele processie of 'ommegang' blijft tot op vandaag vooral in de zuidelijke Nederlanden voortbestaan. Sommige zijn uitgegroeid tot grote culturele evenementen.
Blokker, B., Es, G. van, Spiering, H. (1999): De vaderlandse geschiedenis in jaartallen, Uitgeverij Balans, Amsterdam, ISBN 9789050186544
Kruta V., Frey, O.H., Raftery, B. & Szabo M. (1991): The Celts – (The Origins of Europe), Thames & Hudson Ltd., Londen ISBN 978 0500 015247
van Driel-Murray, Carol, (2005): Those who wait at home in Ulrich Brandl, Frauen und Romisches Militar – Ten papers from a round-table session presented at a conference in Xante, Duitsland, ISBN 978-1407301983
Encyclopædia Britannica, Ultimate Reference Suite (2009): History of the Low Countries, & The Netherlands, Chicago.
Literatuur
Aldhouse-Green, Miranda Jane, (1996): The Celtic Goddess as Healer in Sandra Billington (ed). The Concept of the Goddess
Asaert, G., Bosscher, Ph.M., Bruijn, J.R., Hoboken, W.J., van et al (1976-1978): Maritieme geschiedenis der Nederlanden, De Boer Maritiem, Bussum
Berendsen, H.J.A. (2004): De vorming van het land, Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, ISBN 90-232-4075-8
Blom, J.C.H., Lamberts, E., redactie (2006): Geschiedenis van de Nederlanden, HBuitgevers, Baarn, ISBN 90-5574-474-3
Boone M. en Stabel P., ed. (2000): Shaping urban identity in late medieval Europe, Garant, Leuven (Studies in urban social, economic and political history of the medieval and modern Low Countries, 11).
Jansen, H.P.H. (1981): Geschiedenis van de Middeleeuwen, derde druk, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht – Antwerpen, ISBN 9027453772
Janssen, P. e.a. (red) (1996): De gouden delta der Lage Landen. Twintig eeuwen beschaving tussen Seine en Rijn, Mercatorfonds, Antwerpen
Kurth, G. (1896) : La frontière linguistique en Belgique, Brussel, deel XLVIII der Mémoires couronnés et autres mémoires, publiées par l'Académie.
van Driel-Murray, Carol, (2005): Those who wait at home in Ulrich Brandl, Frauen und Romisches Militar – Ten papers from a round-table session presented at a conference in Xante, Duitsland, ISBN 978-1407301983
ter Haar, Jaap (2005): Geschiedenis van de Lage Landen Ten Have, Kampen, ISBN 9025954693online
ter Haar, Jaap (2006): Geschiedenis van de Lage Landen Uitgeverij Kok, Kampen, ISBN 9043506427
Nouwen, Robert (2009): Keizer Augustus en de Lage Landen Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789058265890
Romein, J. en A. (1977): De lage landen bij de zee. Een geschiedenis van het Nederlandse volk, Den Haag-Antwerpen
van Cauwelaert, Frans,Alfons De Cock, Jan Denucé, Max Rooses e.a. (1912-1913): Vlaanderen door de eeuwen heen, 2 dln. Elsevier, Amsterdam
↑België heeft het onderdeel over de erfopvolging van de Salische Wet als een van de laatste landen in Europa afgeschaft in 1991, teneinde opvolging voor Elisabeth mogelijk te maken.
↑Halbertsma, H. (2000): Het rijk van de Friese Koningen, opkomst en ondergang, op p. 90.
↑Halbertsma, H. (2000): Het rijk van de Friese Koningen, opkomst en ondergang, op p. 93.
↑B.W. Scholz – B. Rogers (tradd.), (1972):Carolingian Chronicles: Royal Frankish Annals and Nithard's Histories, Ann Arbor, p. 40 (= Annales Regni Francorum 754).
↑Paul Durrieu, L’Origine du manuscrit célèbre dit Psautier d’Utrecht, Paris 1895, Ernest Leroux.
↑Koert van der Horst et al. (ed.), The Utrecht Psalter in Medieval Art. Picturing the Psalms of David. 't Goy, 1996.
↑Later komen deze gebieden, met uitzondering van het prinsbisdom Luik, vanaf de veertiende eeuw in Bourgondische handen. Daarna komen de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers aan de macht.