[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Pericles (toneelstuk)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Titelpagina van de 1611 quarto van William Shakespeares stuk Pericles, Prince of Tyre.

Pericles, Prince of Tyre is een toneelstuk dat althans gedeeltelijk door Shakespeare zou zijn geschreven. In de First Folio kwam deze late romance van Shakespeare niet voor,[1] maar tegenwoordig wordt het toch in zijn verzameld werk opgenomen, ook al is het auteurschap niet onbetwist. Moderne uitgevers zijn het er gewoonlijk over eens dat Shakespeare het deel schreef volgend op scène 9, waarin het verhaal van Pericles en Marina[2] wordt verteld. De eerste twee bedrijven over de reizen van Pericles zouden door een minder getalenteerde medewerker of revisor zijn geschreven, mogelijk door een zekere George Wilkins.[3]

Shakespeare schreef Pericles waarschijnlijk omstreeks 1606-1608, dus vrij laat in zijn carrière, na zijn tragedies Hamlet, Macbeth, King Lear en Othello. Met Pericles, een verhaal met schipbreuken, dood gewaande familieleden, raadsels en incestueuze verhoudingen lijkt hij terug te grijpen op de sfeer van werken uit een eerdere periode, zoals The Comedy of Errors.

Bronnen voor Pericles

[bewerken | brontekst bewerken]

Zoals in de meeste van zijn stukken maakt Shakespeare ook hier dankbaar gebruik van eerdere bronnen, waarvan hij het materiaal vervolgens adapteert in het belang van het verhaal dat hij wil vertellen. Zo is de 14e-eeuwse dichter John Gower, die als een soort eenmanschorus optreedt in het stuk, Shakespeares belangrijkste bron. Hij schreef immers een verhaal over 'Apollonius van Tyrus' in zijn Confessio Amantis. Op zijn beurt greep deze auteur dan weer terug op eerdere bronnen, die teruggaan tot een Latijnse tekst uit de 5e of 6e eeuw. Mogelijk baseerde deze tekst zich dan weer op een Griekse romance, geïnspireerd op de Odyssee. De plot ontleent de schrijver van Pericles grotendeels aan Gower, maar ook voor een deel aan een romance in proza van Laurence Twine: The Pattern of Painful Adventures... That Befell unto Prince Apolollonius, een werk dat mogelijk al in 1576 werd geschreven.[4] Andere bronnen voor Shakespeares Pericles zouden Sir Philip Sidney's 'Arcadia' en Plutarchus 'Levens' kunnen zijn. Plutarchus 'Levens' was overigens een van Shakespeares favoriete bronnen waar hij vaak op teruggreep.

  • Antiochus – koning van Antiochië
  • Pericles – prins van Tyrus
  • Helicanus en Aeschines – twee edelen van Tyrus
  • Simonides – koning van Pentapolis
  • Cleon – gouverneur van Tarsus
  • Lysimachus – gouverneur van Mytilene
  • Cerimon – een edelman uit Ephesus
  • Thaliard – een edelman uit Antiochië
  • Philemon – knecht van Cerimon
  • Leonine – knecht van Dionyza
  • Boult – een knecht
  • De dochter van Antiochus
  • Dionyza – vrouw van Cleon
  • Thaisa – dochter van Simonides
  • Marina – dochter van Pericles en Thaisa
  • Lychorida – verzorgster van Marina
  • Een prostituee
  • Diana
  • Gower als Chorus
  • Lords, ridders, gentlemen, zeelui, piraten, vissers en boodschappers

Pericles dingt naar de hand van de dochter van koning Antiochus. Die stelt als voorwaarde dat Pericles eerst een raadsel moet oplossen. Het addertje onder het gras is dat Pericles bij een fout antwoord ter dood zal worden gebracht. Pericles kent het antwoord op het raadsel dat de koning hem voorlegt maar aarzelt, want het antwoord zal de incestueuze relatie van de koning met zijn dochter onthullen. Om dit dilemma op te lossen, besluit Pericles een lange reis te ondernemen. Hij krijgt daarbij te maken met stormen en allerlei vreemde en paranormale ervaringen zoals piraten die kinderen roven, geboortes en begrafenissen op zee, het ontwaken van doden en een lang bezoek aan een bordeel. Uiteindelijk zal Marina met Lysimachus huwen en samen met hem heersen over Tyrus. Pericles en Thaisa worden de heersers van Pentapolis nadat Thaisa's vader, koning Simonides, sterft.