verbijten
Uiterlijk
- ver·bij·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verbijten |
verbeet |
verbeten |
klasse 1 | volledig |
verbijten
- wederkerend zijn gevoelens van ergernis of pijn onder controle houden
- Hij zat zich te verbijten in die frustrerende vergadering.
- ▸ Vier jaar lang moet Barack Obama zich verbeten hebben, maar hij slaagde erin te zwijgen over het beleid van zijn opvolger Donald Trump.[1]
- ▸ Daarna zat ik me te verbijten aan het bureau met mijn huiswerk terwijl Acke in zijn bed was gekropen met Het Fantoom, waar hij dat ook vandaan had, waarschijnlijk geleend van een klasgenoot.[2]
1. zijn gevoelens van ergernis of pijn onder controle houden
- Het woord verbijten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verbijten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Theo Koelé“De maat is vol, Obama keert zich tegen zijn opvolger Trump” (4 juni 2020), de Volkskrant
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ver- in het Nederlands
- Sterk werkwoord klasse 1 in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %