tropezar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tropezar |
tropezaba |
tropezado |
volledig |
tropezar
- tro·pe·zar
- onovergankelijk (con/contra) botsen met, struikelen over
- (con) toevallig tegenkomen
- een misstap begaan
- [1] chocar
- [2] encontrarse
- [3] equivocar
- overgankelijk toevallig ontmoeten, tegen het lijf lopen
- tropezar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española