taire
Uiterlijk
- Ontwikkeld uit Latijn tacere "zwijgen" [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
taire /tɛ/ |
taisais /təzɛ/ |
tu /ty/ |
derde groep | volledig |
taire
- inergatief niets zeggen, zwijgen
- overgankelijk verzwijgen
- wederkerend se ~: zwijgen, je mond houden
- ↑ taire (Etymologie) in: Le Trésor de la Langue Française informatisé (1971-1994) op de website cnrtl.fr .