[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

rijzen

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: reizen


  • rij·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rijzen
'rɛɪzə(n)
rees
res
gerezen
ɣə're.zə(n)
klasse 1 volledig

rijzen

  1. ergatief opstijgen, opgaan
    • Japan is het land van de rijzende zon. 
  2. ergatief (kookkunst) (van brood of beslag) uitzetten en luchtig worden
    • Het deeg is nog niet voldoende gerezen. 
  3. ergatief naar voren komen, zich aandienen
    • Er rijst een vraag. 
    • Er zijn dienaangaande enige bezwaren gerezen. 
  4. ergatief loslaten en afvallen van een aantal zeer kleine gedeelten
    • De naalden rijzen van de dennenboom. 
  • overeind rijzen

de rijzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rijs
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]