[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

knoop

Uit WikiWoordenboek
[1]: knoop
[3]: knoop
  • knoop
  • In de betekenis van ‘ronde sluiting aan kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord knoop knopen
verkleinwoord knoopje knoopjes

de knoopm

  1. (textielindustrie), (scheepvaart) een vastgetrokken lus in garen, draad, koord of touw om daarin een verdikking te maken, om einden ervan aan elkaar te bevestigen of ter bevestiging aan een ander voorwerp of weefsel
    • Aan beide einden van het springtouw zit een knoop zodat het niet zo gauw uit de hand zal schieten. 
  2. (scheepvaart), (eenheid) een snelheidsmaat die in de zeevaart gebruikt wordt
    • Een knoop is een zeemijl per uur, ongeveer 1,8 kilometer per uur. 
  3. (textielindustrie), (kleding) een meestal schijfvormig voorwerp met draden vastgezet op een kledingstuk ter afsluiting daarvan
    • De knoop was van zijn blouse gesprongen. 
  4. vloek
    • Hij legde er een knoop op. 
  • knoop in je zakdoek
als geheugensteuntje
  • de gordiaanse knoop doorhakken
een probleem oplossen door een onverwachte maatregel
  • knopen doorhakken
beslissingen nemen
 Over de extra koopkrachtmaatregelen worden vandaag geen knopen doorgehakt. Het kabinet gaat eerst nog eens alle voorstellen uit de Tweede Kamer bekijken. Later wordt het debat over de Voorjaarsnota hervat.[2]
 Na jarenlange discussie hakte de provincie eind vorig jaar de knoop door: de rondweg om Zenderen komt langs de A1/A35 te liggen, buigt dan af bij knooppunt Azelo, om vervolgens de Haar-es bij Bornerbroek te doorsnijden. Kosten: ruim 50 miljoen euro.[3]
  • de eindjes aan elkaar moeten knopen
arm zijn
  • de knopen aan zijn jas tellen
hij weet niet te kiezen, een aftelversje moet de beslissing brengen
  • in de knoop zitten
een onoplosbaar probleem hebben
•  Het was een mengeling van heimwee en schuldgevoel en veroorzaakte een onaangename knoop in mijn buik. [4] 
vervoeging van
knopen

knoop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knopen
    • Ik knoop. 
  2. gebiedende wijs van knopen
    • Knoop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knopen
    • Knoop je? 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "knoop" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 juni 2022 Weblink bron “Rutte wil kijken naar toeslag van 500 euro voor lage en middeninkomens” (15 juni 2022), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 16 augustus 2022 Weblink bron
    Henk Bouwhuis
    “Explosief document sterkt vermoedens Bornerbroek: ‘Zie je wel, de rondweg om Zenderen is doorgestoken kaart’” (29-06-2022), Tubantia
  4. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be