karateka
Uiterlijk
- ka·ra·te·ka
- Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘beoefenaar van karate’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | karateka | karateka's |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord karateka staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "karateka" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "karateka" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ karateka op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be