chemica
Uiterlijk
- che·mi·ca
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chemica | chemica's chemicae |
verkleinwoord |
de chemica v
- (beroep) vrouw die scheikunde beoefent op een wetenschappelijke manier
- ▸ Uitgezonderd de chemica Ida Noddack - die nooit serieus is genomen - dacht niemand aan kernsplijting; bestraling zou de uraniumkern slechts in bescheiden mate veranderen.[1]
- vrouwelijke vorm van chemicus
- Het woord 'chemica' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Dirk van Delft“Lise Meitner (1878-1968); Miskend fysica” (6 april 1996) op nrc.nl