cursor
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Cursor |
- cur·sor
- van Engels cursor, in de betekenis van ‘indicator op een computerbeeldscherm’ voor het eerst aangetroffen in 1980 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cursor | cursors cursoren |
verkleinwoord | cursortje | cursortjes |
de cursor m
- (informatica) een indicator die beweegt met de bewegingen van de muis en vaak pijlvormig is.
- (informatica) een indicator bij het tekstverwerken die beweegt met het intoetsen van bepaalde toetsen en vaak knippert.
- De cursor was ineens verdwenen.
- Het woord cursor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cursor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cursor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cursor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- cur·sor
cursŏr m
- een loper
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | cursŏr | cursōrēs |
genitief | cursōris | cursōrum |
datief | cursōrī | cursōribus |
accusatief | cursōrem | cursōrēs |
vocatief | cursŏr | cursōrēs |
ablatief | cursōre | cursōribus |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Latijn
- Achtervoegsel -sor in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 3de verbuiging in het Latijn