aankoper
Uiterlijk
- aan·ko·per
- Naamwoord van handeling van aankopen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aankoper | aankopers |
verkleinwoord |
de aankoper m
- iemand die iets koopt
- De Zwitsers zouden vooral geïnteresseerd zijn geweest in belastinginspectie van de deelstaat Noordrijn-Westalen, de grootste aankoper van cd's, die sinds 2010 zeventien cd's kocht om Duitse belastingfraudeurs te ontmaskeren.[1]
- Vorig jaar kwamen de aankopers het Franse apenorkest op het spoor. Het was door een particulier ter veiling aangeboden, maar verkeerde in zeer slechte staat. De apen waren in vodden gehuld, het orgel knarste. Het museum sloeg toe en bracht het apentrio als nieuwe eigenaar naar de werkplaats voor langdurige restauratie.[2]
- Het woord aankoper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aankoper" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Volkskrant Sterre Lindhout 5 mei 2017 Duitse rel: illegale informatie, belastingontduiking en een oud-politieman in dienst van Zwitsers
- ↑ Volkskrant Robert van Gijssel 25 februari 2010 Apenorkest treedt weer op
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %