bol
Uiterlijk
- bol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bol | bollen |
verkleinwoord | bolletje | bolletjes |
bol m
- (wiskunde) (o.a. stereometrie) driedimensionaal lichaam, begrensd door een gebogen oppervlak waarvan alle punten even ver verwijderd zijn van het middelpunt, sfeer
- min of meer rond voorwerp
- Bovenop de mast was een bol bevestigd, waarop je moest proberen te blijven staan.
- (biologie) bolvormig, vlezig, onderaards plantendeel in schubben of rokken opgehoopt waar gestopt in de grond een plant uit groeit, bloembol
- De bollen moesten in oktober in de grond geplaatst worden.
- (spreektaal) (informeel) een hoofd
- Hoe haal je het in je bol om die kast weg te geven!
- rond brood met bolle bovenkant
- Kun jij even wat volkoren bolletjes bij de bakker halen?
- [1] aardbol, hemelbol, kaasbol, krentenbol, oliebol, oogbol, wereldbol
- [2] bloembol, bolgewas, bollenteelt
- [3] krullenbol
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1. een driedimensionaal rond lichaam zie sfeer
4. zie hoofd
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bol | boller | bolst |
verbogen | bolle | bollere | bolste |
bol
- een glooiende uitstulping in een oppervlak vormend
- Bolle wangen.
- (om een zeil) bol staan