[go: up one dir, main page]

  • zoon·lief
enkelvoud meervoud
naamwoord zoonlief -
verkleinwoord - -

zoonlief m

  1. (schertsend) (lieve) zoon
    • "Toen vader 't Hoen zoonlief tenslotte het geld voor zijn slemppartijen weigerde, zou Pieter zijn pa met een mes of een pistool hebben bedreigd." [1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. P.J.H.M. Theeuwen
    (2002). Pieter 't Hoen en de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787): een bijdrage tot de kennis van de Nederlandse geschiedenis in het laatste kwart van de achttiende eeuw, p. 81. Uitg.: Verloren, ISBN 9789065506771.
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be