[go: up one dir, main page]

 
Een kind met waterpokken.
  • wa·ter·pok·ken
enkelvoud meervoud
naamwoord (1. waterpok) waterpokken
verkleinwoord - -

de waterpokkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord waterpok
  2. alleen meervoud (medisch) goedaardige infectieziekte die gepaard gaat met het verschijnen van rode vlekjes op de huid die daarna overgaan in jeukende blaasjes
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be