[go: up one dir, main page]

  • rang·tel·woord
enkelvoud meervoud
naamwoord rangtelwoord rangtelwoorden
verkleinwoord rangtelwoordje rangtelwoordjes

het rangtelwoordo

  1. (grammatica) een telwoord dat een rangorde of volgorde aanduidt
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be