puntig
- pun·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | puntig | puntiger | puntigst |
verbogen | puntige | puntigere | puntigste |
partitief | puntigs | puntigers | - |
puntig
- met een vorm die scherpe uitsteeksels bevat
- De magiërs droeg een puntige hoed.
- kort en bondig
- [1] spits
- [1] middelpuntig, vijfpuntig
1. spits
- Het woord puntig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "puntig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be