plug
- plug
- In de betekenis van ‘wig, prop’ voor het eerst aangetroffen in 1510. Herkomst onduidelijk; mogelijk van plag in de bet. "lap, vod". [1] Buiten het Germaans zijn er geen cognaten bekend.[2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plug | pluggen |
verkleinwoord | plugje | plugjes |
- (bouwkunde) cilindertje van kunststof of hout dat in een in steenachtig geboord gat wordt aangebracht en waarin een schroef kan worden gedraaid
- (techniek) (banaan)stekker
- (werktuigbouwkunde) bout (om een vloeistofvat af te sluiten), stop [3]
- (scheldwoord), (verouderd) lummel, ploert
- [1-3] spie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
pluggen |
plug
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pluggen
- Ik plug.
- gebiedende wijs van pluggen
- Plug!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pluggen
- Plug je?
- Het woord plug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plug" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "plug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ plug op website: Etymologiebank.nl
- ↑ plug op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Leenwoord uit het Nederlands; in het Engels bekend sinds ca. 1620.[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
plug | plugs |
plug
- plug [3], stop [3]
- (elektrotechniek) stekker
- (elektrotechniek) smeltprop
- (motortechniek) autobougie
- pruim [4]
- (geologie) zuilvormige vulkaanprop
- (informeel) aanbeveling
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to plug |
he/she/it | plugs |
verleden tijd | plugged |
voltooid deelwoord |
plugged |
onvoltooid deelwoord |
plugging |
gebiedende wijs | plug |
plug
- onovergankelijk, (informeel) hard met iets bezig blijven; blijven ploeteren/zwoegen
- overgankelijk, (elektrotechniek) op een plug [3] aansluiten
- overgankelijk dichtstoppen, opvullen
- overgankelijk promoten, reclame maken voor
- overgankelijk, (informeel) neerknallen
- overgankelijk, (informeel), (seksualiteit) penetreren [2]