[go: up one dir, main page]

 
Een sudoku.
  • su·do·ku
enkelvoud meervoud
naamwoord sudoku sudoku's
verkleinwoord sudoku'tje
(sudokuutje) *
sudoku'tjes
(sudokuutjes) *

de sudokum

  1. (spel) puzzel waarin cijfers moeten worden ingevuld, afkomstig uit Japan
    • Ik wil nog even m'n sudoku'tje afmaken. 
  • De uitspraak is meestal met een oe-klank zoals in het Engels. Door de schrijfwijze komt de uitspraak met een uu-klank steeds meer voor, deze benadert ook de oorspronkelijk Japanse uitspraak beter.
vervoeging van
sudokuen

sudoku

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Ik sudoku. 
  2. gebiedende wijs van sudokuen
    • Sudoku! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Sudoku je? 
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • IPA: /ˈzyːdoːkyː/ (Etsbergs)
  • Schriftelijk leenwoord van het Nederlands.

sudoku m

  1. sudoku