[go: up one dir, main page]

 
met olie gevulde schokbreker
  • schok·bre·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord schokbreker schokbrekers
verkleinwoord

de schokbrekerm

  1. (techniek) apparaat dat de werking van een veer dempt
    • Samen met zijn maat uit Buurse gold de coureur die dit jaar nationaal crosskampioen in de Twinshock-klasse werd - "nostalgische motoren met dubbele schokbrekers, luchtgekoelde motor en ouderwetse trommelremmen" - als een van de grote kanshebbers. [3] 
  2. (figuurlijk) alles wat besluitvorming trager en stroperiger maakt
    • Door het referendum uit te roepen heeft voormalig premier David Cameron ­alle schokbrekers uitgeschakeld. Brexiteers konden bijgevolg op volle kracht vooruit, ongeremd door beoordelingen over de impact, analyses of trucjes die bedenktijd hadden toegestaan. [4] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]
  1. schokbreker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tubantia 29-10-2007
  4. de Standaard DINSDAG 12 SEPTEMBER 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be