scheet

• Geluid:  scheet    (hulp, bestand)
• IPA:
  • (Nederland) /sχet/
  • (Vlaanderen) /sxet/

• scheet

• In de betekenis van ‘wind’ voor het eerst aangetroffen in 1440 ^[1]
• Naamwoord van handeling van schijten.

de scheet m

1. gasontlading uit de darm

   • Zeg, heb jij soms een scheet gelaten? 

   ▸ De gesprekken met deze dames waren diepgaander, maar voor de rest vloekten ze evenveel als de gemiddelde man, lieten ze evenveel scheten, rookten ze evenveel wiet en liepen ze even hard.^[2]

• buikwind
• (formeel) flatus
• (Vlaanderen) prot
• ruft
• veest
• wind
• windje

• flatulentie

scheet

1. enkelvoud verleden tijd van schijten
   

   • Ik scheet. 
     
   • Jij scheet. 
     
   • Hij, zij, het scheet. 

• Het woord scheet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheet" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.