når
- IPA: / ˈnɒˀ /
- når
Naar frequentie | 87 |
---|
når
når
når
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van nå
- når in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- når
Naar frequentie | 81 |
---|
når
- wanneer
- «Når kommer du?»
- Wanneer kom je?
- «Når kommer du?»
når
- wanneer
- «Han snorker når han sover.»
- Hij snurkt als hij slaapt.
- «Han snorker når han sover.»
når
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van nå
- når
når
- wanneer
- «Når kommer du?»
- Wanneer kom je?
- «Når kommer du?»
når
- wanneer
- «Han snorker når han sover.»
- Hij snurkt als hij slaapt.
- «Han snorker når han sover.»
når
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van nå