[go: up one dir, main page]

  • mid·den·deel
enkelvoud meervoud
naamwoord middendeel middendelen
verkleinwoord middendeeltje middendeeltjes

het middendeelo

  1. een gedeelte van een geheel dat tussen twee andere delen van dat geheel in zit.
    • Het middendeel van het concert kwam na het begindeel en voor het einddeel. 
    • Het middendeel van de toren zit boven de basis van de toren en onder de spits van de toren. 
  1. tussendeel