[go: up one dir, main page]

enkelvoud meervoud
nom. / voc. ja my
accusatief mnie, mię nas
genitief mnie nas
datief mnie, mi nam
locatief mnie nas
instrumentalis mną nami
  • mnie

mnie

  1. mij (accusatief van de eerste persoon enkelvoud)
  2. van mij (genitief van de eerste persoon enkelvoud)
  3. aan/voor mij (datief van de eerste persoon enkelvoud)
  4. bij mij (locatief van de eerste persoon enkelvoud)