lupine
- lu·pi·ne
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lupine | lupinen lupines |
verkleinwoord | lupinetje | lupinetjes |
- (plantkunde) geslacht 'Lupinus uit de vlinderbloemenfamilie Fabaceae met telt zo'n 200 soorten en vele hybriden en cultivars (wikidata: lupine )
- (groente) gele zaden van de plant Lupinus
- We hebben zowel blauwe als gele lupinen in de tuin. (wikidata: lupine )
- We hebben zowel blauwe als gele lupinen in de tuin.
1. en 2. (zaden van) geslacht Lupinus
2. zaden van geslacht Lupinus
- Het woord lupine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lupine" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lupine" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be