[go: up one dir, main page]

  • ont·zet·te
vervoeging van
ontzetten

ontzette

  1. enkelvoud verleden tijd van ontzetten
    • Ik ontzette. 
    • Jij ontzette. 
    • Hij, zij, het ontzette. 
  2. aanvoegende wijs van ontzetten
  3. verbogen vorm van ontzet, voltooid deelwoord van ontzetten

ontzette

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ontzet