judo

• Geluid:  judo    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈjydo / (2 lettergrepen); /'jy.do/

• ju·do

• Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘verdedigingssport’ voor het eerst aangetroffen in 1948 ^[1]
• Japans leenwoord. Het woord betekent 'zachte weg', waarbij het woordje do (weg) verwant is aan tao en naast de betekenis 'manier' ook de connotatie heeft van 'levenspad'.

het judo o

1. (sport) een Japanse vechtsport, heden ten dage beoefend als wedstrijdsport

   • Judo is een van oorsprong Japanse vechtsport. 

• judobond
• judoën
• judogi
• judoka
• judomat
• judovereniging

• dan
• ippon
• Japan
• jiujitsu
• kimono
• tatami
• vechtsport

judo

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van judoën
   

   • Ik judo. 

2. gebiedende wijs van judoën
   

   • Judo! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van judoën
   

   • Judo je? 

• Het woord judo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "judo" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /ˈʒyː.do/

judo

1. (sport) judo

judo

1. (sport) judo