herfstmaand
- Geluid: herfstmaand (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhɛrfstmant/
- herfst·maand
- In de betekenis van ‘september’ voor het eerst aangetroffen in 1050 [1]
- samenstelling van herfst en maand
- [2] uit Oudnederlands heruistmanoth en Middelnederlands herfstmaent;, aangezien de herfst in die tijd begint[2][3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herfstmaand | herfstmaanden |
verkleinwoord | herfstmaandje | herfstmaandjes |
de herfstmaand v
- (meteorologie) de negende, tiende of de elfde maand van het jaar
- September , oktober en november zijn herfstmaanden .
- oude naam voor de negende maand van het kalenderjaar
- [1] seizoen, jaargetijde
- [1] herfstdag
1. herfstmaand
- Het woord herfstmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "herfstmaand" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "herfstmaand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ herfstmaand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Middelnederlandsch Woordenboek
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. WesterhofHuishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be