kopen
- ko·pen
- erfwoord via Middelnederlands copen van Oudnederlands kopon, in de betekenis van ‘door betaling verwerven’ aangetroffen vanaf 1151-1200; dit gaat via het Germaans terug op Latijn caupo "handelaar, kroegbaas" [1] [2] [3]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kopen /ˈkopə(n)/ |
kocht /kɔxt/ |
gekocht /ɣəˈkɔxt/ |
zwak -cht | volledig |
kopen
- overgankelijk, (handel) in ruil voor geld iets in bezit krijgen
- ▸ Ik ben eigenlijk loodgieter en heb al mijn gereedschap en mijn bestelbus verkocht, waarvan ik deze twee paarden heb gekocht voor 2500 dollar per stuk.[4]
- ▸ Ik kocht twee zakken chips, een sixpack bier en een bear canister die verplicht was in het gebied waar ik de komende vier weken doorheen zou lopen.[4]
|
- Er niets voor kopen
Er niets mee opschieten, er niets aan hebben
1. in ruil voor geld iets in bezit krijgen
de kopen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord koop
- Het woord kopen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kopen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ kopen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 4,0 4,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kopen
kopen
kopen
kopen