flink
- flink
- Ontleend aan Middelnederduits flink 'vlug, behendig', al dan niet via Hoogduits flink 'id.'. Verwant met Middelnederlands vlinken. [1]
- Oorspronkelijk in de betekenis 'vlug, behendig', (figuurlijk) 'vlug van begrip, pienter' voor het eerst aangetroffen in 1655 [2]. Deze betekenis is nog steeds behouden als bijwoord. De huidige betekenis in het Nederlands van ‘fors, stevig’ (van postuur, lichaamsbouw) is mogelijk ontstaan in het veelvuldig gebruik ervan met "kloek".[3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | flink | flinker | flinkst |
verbogen | flinke | flinkere | flinkste |
partitief | flinks | flinkers | - |
flink
- (anatomie) groot en/of stevig, krachtig van lichaamsbouw
- Je zoon is al een flinke jongen geworden.
- groot van afmeting of hoeveelheid
- Hij nam een flinke teug van het bierflesje.
- Jan heeft een flink pak slaag gekregen.
- (figuurlijk) sterk van karakter
- Wees een flinke jongen en gedraag je.
- (verouderd) vlug, snel
- ▸ De oude generaal maakt zoo flink mogelijk een buiging voor mevrouw Van Hake, en zegt te hopen dat hij haar niet te veel derangeerde.[4]
- [1]: fors [1]
- [2]: aanzienlijk [2], behoorlijk [1], fors [3]
- [3]: flinkerd
1. stevig van lichaamsbouw
2. groot van afmeting of hoeveelheid
3. sterk van karakter
flink
- in hoge mate, veel, snel
- Als ze wil kan ze flink eten.
- ▸ Ik zette er flink de pas in en na een tijdje begon ik bijna te rennen want ik kon de hamburgers al ruiken![5]
- Flink in de bus blazen
1. in hoge mate
- Het woord flink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flink" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ flink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "flink" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ flink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron J.J. CremerRomantische werken, Deel IX (1879), D. Noothoven van Goor, Leiden in: Dokter Helmond en zijn vrouw, p.134 op dbnl.org
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend | attributief |
---|---|
flink | flinke |
flink
- flink
- «Aangenaam verras, maar met ’n flinke skeut sinisme.»
- Aangenaam verrast, maar met een flinke scheut cynisme.
- «Aangenaam verras, maar met ’n flinke skeut sinisme.»
- flink
- Ontleend aan Middelnederduits flink, ontwikkeld uit "blinkend, flikkerend" (vergelijk qua betekenis Blitzkrieg), verwant aan Duits flinken (verouderd) "glanzen" [1]
flink
- vlug, snel
- ↑ Weblink bron Wolfgang Pfeifer et al.“Etymologisches Wörterbuch des Deutschen”, digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache (1993)