gepriegel
- ge·prie·gel
- Naamwoord van handeling van priegelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gepriegel | |
verkleinwoord |
het gepriegel o
- moeizaam en fijn werk
- Het was een enorm gepriegel om het horloge te repareren.
- Het woord gepriegel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gepriegel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be