[go: up one dir, main page]

  • ge·prie·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord gepriegel
verkleinwoord

het gepriegelo

  1. moeizaam en fijn werk
    • Het was een enorm gepriegel om het horloge te repareren. 
98 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020  Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be