bedlegerigheid
- bed·le·ge·rig·heid
- geen meervoud, afgeleid van bedlegerig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedlegerigheid | - |
verkleinwoord | - | - |
- het bedlegerig zijn
- Het woord bedlegerigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.