[go: up one dir, main page]

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  boulot     le boulot     boulots     les boulots  

boulot m

  1. (informeel): baan, taak, werk
    «Alors, j'ai fait tout ce boulot pour des prunes?»
    Dus ik heb al dat werk voor nop gedaan? (pour des prunes: voor pruimen) [1]
  2. iemand met een kort en dik postuur
  3. een soort brood
  • [1]: être boulot boulot
een workalholic zijn