[go: up one dir, main page]

  • at·test
  • In de betekenis van ‘getuigschrift’ voor het eerst aangetroffen in 1786 [1]
  • Verkorting van attestatie. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord attest attesten
verkleinwoord attestje attestjes

het attesto

  1. schriftelijk bewijs
    • De sporter heeft een medisch attest voor het middel waarvan sporen werden aangetroffen bij de dopingcontrole. 
72 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]