[go: up one dir, main page]

  • al·mach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen almachtig almachtiger almachtigst
verbogen almachtige almachtigere almachtigste
partitief almachtigs almachtigers -

almachtig

  1. onbeperkte macht over alles en iedereen
    • Niemand is almachtig, alhoewel sommigen denken het wel te zijn. 
     Hij was almachtig in zijn kleine wereld.[3]
     Ik dacht dat je almachtig was.[3]
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]