-ateur
Huidig bestand |
---|
46 |
- -a·teur
- van het Frans (daarvoor van de Latijnse uitgang -or)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | -ateur | -ateuren -ateurs |
verkleinwoord | -ateurtje | -ateurtjes |
-ateur m met een werkwoord als grondwoord dan [1]
- de persoon die de genoemde handeling verricht (b.v. administrateur) of
- instrument of ander middel waarmee de in het grondwoord genoemde handeling wordt verricht:
mannelijke vorm van -euse mannelijke vorm van -rice
enige woorden met dit voorvoegsel die nog moeten worden aangebracht
- Het woord '-ateur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Van het Latijnse achtervoegsel -ator.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord | |
mannelijk | -ateur | le -ateur | -ateurs | les -ateurs |
vrouwelijk | -atrice | la -atrice | -atrices | les -atrices |
-ateur m met een werkwoord als grondwoord van
- de persoon die de genoemde handeling verricht (b.v. civilisateur “beschaver”, “beschaving brenger”) of
- een bijvoeglijke benaming die een zelfstandig naamwoord nader kwalificeert, vaak overeenkomend met een tegenwoordig deelwoord in het Nederlands (bijv. crue devastatrice “vernietigende overstroming”)