viskist
- vis·kist
samenstelling van vis zn en kist zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | viskist | viskisten |
verkleinwoord | viskistje | viskistjes |
- kist met zaken die men nodig heeft om te kunnen vissen en waarop de visser kan zitten
- In de warme nazomernacht van woensdag 3 september vertrekt de ploeg vanuit Heerlen richting het noorden van Kroatië. Twee gehuurde busjes en twee personenauto’s zijn volgeladen met kaplaarzen, viskisten, regenkleding, hengels, honderden kilo’s aas, vangnetten en dobbers. [2]
- De onderlijnenbox gaat mee naar het WK. Samen met drie hengels inclusief de topsets – verlengstukken, de maximale lengte van een hengel is bij de dames 11,5 meter. Ook in de bagage: de tuigenplankjes met dobbers, „25, 30 stuks”, om op elke vissituatie voorbereid te zijn. Maar naar Zuid-Afrika kunnen lang niet al haar spullen mee – voor overgewicht heeft Sportvisserij Nederland geen budget. Zelfs Groots eigen viskist blijft thuis achter, ze zal op het WK op een gehuurd model moeten zitten. [3]
- kist waarin men vis kan bewaren
- Het woord 'viskist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "viskist" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Steven Verseput 31 december 2014 Hollandse kaas voor de barbelen van de Drava
- ↑ NRC Rogier van 't Hek 14 februari 2019 Drie keer wereldkampioen vissen, maar in Limmen vangt ze niks
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be