dar
- dar
- van Middelnederlands dorne, een metathese van drone (vgl. Engels drone en Duits Drohne); later darne, abusievelijk geïterpreteerd als een meervoud van dar; in de betekenis van ‘mannetjesbij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1488 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dar | darren |
verkleinwoord | darretje | darretjes |
dar m
- Sjabloon:insecten, (imkerij) mannelijke bij
- Een dar heeft een kort leven.
1. mannelijke bij
- Het woord dar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dar" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
— | dava | dat |
1e vervoeging | volledig | onregelmatig |
dar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | dar | dars |
vrouwelijk | darre | darres |
dar
- (spreektaal) lastig, moeilijk
- «Ces putains d'exos sont darres!»
- Die verrekte oefeningen zijn moeilijk!
- «Ces putains d'exos sont darres!»
- (spreektaal) kostbaar, waardevol, te gek
- «La fille que j’ai vue avec Alain, elle était trop darre.»
- Het meisje met wie ik Alain zag was echt super. [1]
- «La fille que j’ai vue avec Alain, elle était trop darre.»
dar v
dar
- eerste persoon tegenwoordige tijd aantonende wijs van dorren: ik durf
- derde persoon tegenwoordige tijd aantonende wijs van dorren: hij/zij durft
dar
- dar
dar o
dar
- IPA: /ðar/
- dar
dar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dar |
daba |
dado |
volledig |
- onovergankelijk geven, verlenen
- in werking zetten, doen functioneren
- (~ a) uitzien op, uitkijken op
- overgankelijk geven, overhandigen, aanreiken
- geven, overhandigen, aanreiken
- opleveren, produceren
- toedienen
- [1] proporcionar
- [4] ofrecer, entregar
- [6] producir
- dar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
- dar
- Afgeleid van het Protoslavische *darъ
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | dar | dary |
genitief | daru | darů |
datief | daru | darům |
accusatief | dar | dary |
vocatief | dare | dary |
locatief | daru | darech |
instrumentalis | darem | dary |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)