Pieter Both
Pieter Both | ||||
---|---|---|---|---|
Pieter Both
| ||||
Algemene informatie | ||||
Geboren | 1568, Amersfoort | |||
Overleden | 6 maart 1615, Mauritius | |||
Carrière | ||||
1609 - 1614 | gouverneur-generaal VOC | |||
|
Pieter Both (Amersfoort, 1568 – Mauritius, 6 maart 1615) was in 1609 de eerste gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en leidde de negende expeditie naar de Oost, in dienst van een voorcompagnie. Hij legde de kiem voor de stad Batavia (Jakarta), sloot contracten met voornaamste vorsten der Molukken, veroverde Timor op de Portugezen en verjoeg de Spanjaarden van Tidore.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Op 21 december 1599 vertrok Both als admiraal met Paulus van Caerden en vier schepen van de Nieuwe of Brabantsche Compagnie naar Indië. De vloot bestond uit de schepen Nederland, Verenigde Landen, Nassau en Hof van Holland. Op 26 april 1600 raakten de Hof van Holland en de Nassau van de rest van de vloot, die op 6 augustus Bantam bereikte. Daar ontmoette hij Steven van der Hagen en Jacob Willekens. Ze besloten samen peper in te kopen, en elkaar niet dwars te zitten. In 1601 keerde Both met de twee volgeladen schepen terug; de Verenigde Landen en Hof van Holland onder Paulus van Caerden begonnen in november 1600 hun terugreis.[1]
De Verenigde Oost-Indische Compagnie richtte in 1609 een “Indische Regeringh” bestaande uit een gouverneur-generaal en een Raad van Indië op om de zaken beter te organiseren en kritiek in de kiem te smoren. De Heren XVII verzochten Both in 1609 om de eerste gouverneur-generaal van Indië te worden. Both twijfelde aan zijn eigen geschiktheid, maar hij vertrok met acht schepen.
Er waren zestig passagiers aan boord, waaronder een aantal predikanten, onderwijzers, ambachtslieden met hun gezinnen en 36 jonge vrouwen, de eerste kolonisten in de Oost.[2] Het schip vertrok op 30 januari, in gezelschap van drie andere schepen. Pieter Both werd als admiraal benoemd en voer op het Wapen van Amsterdam. De vloot bestond verder uit de Brak, Ceylon, Witte Leeuw, en de Zwarte Leeuw. De drie schepen uit Zeeland (Ter Goes, Oranje en Vlissingen) ontmoetten op 1 februari 1610 de hoofdvloot bij het eiland Wight. In februari 1610 besloot de Brede Raad "dat ieder man van 't varende volk gegeven zouden worden vier kazen om te bewaren en tot Bantam komende die wederom te vertoonen op poene van een maand gagie".[3] Op 22 februari lag het schip bij de Kaapverdische Eilanden om vers water in te nemen. Vijftien haringen en een kaas dienden als ruilmiddel. De gouverneur had nog niet van het Twaalfjarig bestand vernomen en beantwoordde het verzoek met kanonschoten. Op 17 april passeerde de vloot de evenaar. Vijf weken lang hadden de schepen te maken met de beruchte windstilte.
Op 9 juni werd de vloot deels uit elkaar geslagen door een storm.[4] De Ter Goes en het Wapen van Amsterdam raakten van de rest gescheiden. De Brak verloor de vloot op 23 juni 1610 uit het oog tijdens een tweede storm. Op 28 juni was vrijwel iedereen ziek aan boord van het admiraalsschip. Both beschreef zijn schip als een drijvend hospitaal.
Mauritius
[bewerken | brontekst bewerken]Op 24 juli kwam het schip de Witte Leeuw aan op Mauritius met Cornelis Coomans aan boord. De Brak kwam onder bevel van Pieter Both op 3 augustus 1610 zwaar gehavend op Mauritius aan, gevolgd door de schepen het Wapen van Amsterdam en de Ter Goes op 19 september.[5] Ze vernamen dat de Erasmus daar al een jaar lag te wachten. Dat schip had op 27 januari 1609 ter hoogte van Mauritius de retourvloot wegens lekkage moeten verlaten. De lading kruidnagels lag aan wal opgeslagen; de 69 opvarenden hadden zich moeizaam in leven weten te houden.[6]
De vier schepen vertrokken eind augustus van Mauritius, maar lagen nog een maand bij de Comoren te wachten op een gunstige wind. Op 1 oktober arriveerde de Hazewind in Bantam. Het jacht was naar Indië gezonden om het 12-jarig bestand aan te kondigen.[7] Both arriveerde pas op 19 december.
Both als gouverneur-generaal
[bewerken | brontekst bewerken]Both had opdracht om net als de Portugezen in Goa een plek te zoeken die zowel geschikt was als rendez-vous voor de schepen maar ook geschikt als centrum voor het bestuur; Djohore en Bantam vielen af. Jacques l'Hermite had in 1610 een verdrag gesloten en toestemming gekregen voor de vestiging van een handelspost. Both kocht in 1612 een stuk grond van een regent van Jacatra en liet daarop een stenen huis bouwen met een omheind erf; het oprichten van een fort werd niet toegestaan. Op het eiland Onrust kwam een scheepswerf.[2] Verder moest hij corruptie bestrijden en had opdracht de zaak tegen Samuel Blommaert te onderzoeken.
Both installeerde een vijfkoppige Raad van Indië in Bantam. Voor de handel concentreerde hij zich op de Molukken. Hij liet forten bouwen op Banda en Makian om het monopolie in de Molukken te kunnen waarborgen tegen de Portugezen en de Spanjaarden; Solor werd in april 1613 door de Portugezen verlaten.
Both en J.P. Coen deden in juli 1613 een aanval op Tidore met behulp van 700 man en 40 Japanse huursoldaten; een overval op Manilla werd door Both afgewezen. Ze brachten een bezoek aan Ambon, Batjan, Ternate. Pieter Both kwam begin augustus 1613 naar Bantam om een onderzoek in te stellen naar het wanbeheer van de Compagniedienaren aldaar, de boekhouding bleek een chaos. Hij benoemde Hendrik Brouwer als opperhoofd van de factorij Hirado om Jacques Specx af te lossen en Coen in Bantam.
De Engelse Oost-Indische Compagnie moet uit de Molukken worden geweerd en de levering van sandelhout uit Timor aan China zou moeten worden opgevoerd.
In 1614 vestigde Pieter Both met toestemming van de susuhunan van Mataram een factorij in Japara, dat de functie van het in 1613 verwoeste Gresik overnam. De sultan eiste geen tolgeld, want hij bezat genoeg naar zijn eigen zeggen.
Na heftige kritiek op ongeoorloofde handel en misbruik droeg Both op 6 november 1614 het gezag over aan Gerard Reynst en vertrok op 2 januari 1615 aan boord van het schip Banda in een vloot van vier schepen, die een lading van 4,5 miljoen gulden vertegenwoordigde, van de rede van Bantam. Both bereikte Patria echter niet. Op 6 maart 1615 vergingen drie schepen ter hoogte van Flic-en-Flacq en Albion te Mauritius[8][9]. Liggend in de baai van Port Louis werden de schepen tijdens een cycloon van hun ankers gerukt en vervolgens door de golfslag op de kliffen ten zuiden van Port Louis geworpen; Pieter Both bereikte de kust, maar stierf van uitputting. De op een na hoogste top van Mauritius heet nog steeds Pieter Bothsberg.
Bronnen
[bewerken | brontekst bewerken]Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]- P.J.A.N. Rietbergen, De eerste landvoogd Pieter Both (1568-1615). Gouverneur-generaal van Nederlands Indië (1609-1614). 2 delen. Zwolle, 1987 (Werken van de Linschoten-Vereeniging delen 86, 87)
- ↑ J. Kreemer (1922) Atjèh, E.J. Brill: Leiden, deel 1, p. 4
- ↑ a b Vugt, E. van (2002) Zwartboek van Nederland overzee. Wat iedere Nederlander moet weten, p. 50
- ↑ J. de Hullu (1913) ‘De voeding op de schepen der Oost-Indische Compagnie’, in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië, Deel 67, 4de Afl., pp. 541-562
- ↑ Wapen van Amsterdam, 1609, VOCsite
- ↑ Stukken afkomstig van de schepen Ceylon en Ter Goes (op Mauritius) 1609 - 1612
- ↑ De Ceylon keerde met de lading van de Erasmus naar de Republiek terug; de Ter Goes zette de reis voort naar Coromandel.
- ↑ Het had in Lissabon een aantal gezanten aan boord moeten nemen en zou tevens het bericht brengen dat er een gouverneur-generaal zou komen.
- ↑ Banda, 1606, VOCsite
- ↑ Piat, Denis (2014),Pirates & Privateers of Mauritius