[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Pantoffeldiertjes

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Pantoffeldiertjes
Paramecium aurelia
Taxonomische indeling
Rijk:Protista
Stam:Ciliophora
Klasse:Oligohymenophorea
Orde:Peniculida
Familie:Parameciidae
Geslacht
Paramecium
O.F. Müller, 1773
1) voedselvacuoles 2) micronucleus
3) orale groeve 4) cytostoom
5) anale opening 6) kloppende vacuole
7) macronucleus 8) trilharen
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Pantoffeldiertjes op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Pantoffeldiertjes (wetenschappelijke naam: Paramecium) is een geslacht van eencellige organismen uit de stam van de Ciliophora (trilhaardiertjes).

Afhankelijk van de soort bedraagt de lengte tussen 50 en 300 μm.

De vorm van de cel lijkt enigszins op een klein pantoffeltje. Het lichaamsoppervlak is bedekt met trilharen die zorgen voor de voortbeweging. Door de asymmetrische vorm draait het diertje zich om zijn lengteas rond als het zich met behulp van de trilharen verplaatst. De trilharen hebben ook een functie bij het voeden.

Een pantoffeldiertje bevat twee typen kernen, één macronucleus die betrokken is bij de metabolische functies van de cel, en één micronucleus die een rol speelt bij de voortplanting.

Pantoffeldiertjes zijn bacterivoor: ze voeden zich met van afgestorven plantenresten levende bacteriën. Het milieu waar de pantoffeldiertjes leven is zuurstofarm tot praktisch zuurstofloos door het rottingsproces dat door de bacteriën veroorzaakt wordt.

Om voedsel op te nemen brengt het pantoffeldiertje de voedseldeeltjes met de cilia naar de orale groeve (peristoom). In deze orale groeve ligt het cytostoom, een voorafbepaalde plaats waar het pantoffeldiertje via instulping een voedselvacuole maakt rond de voedseldeeltjes. Deze voedselvacuolen maken dan een reis door het lichaam, waarbij het voedsel wordt verteerd. Het onverteerde materiaal wordt uitgescheiden aan het cytoproct.

Het pantoffeldiertje heeft twee alternerend kloppende vacuoles. Er is een constante osmotische beweging van water van buiten naar binnen het lichaam. Via de kloppende vacuolen wordt het overtollige water weggepompt, zodat het pantoffeldiertje niet "ontploft". Als een kloppende vacuole samentrekt verlaat het water via een porie het lichaam. Die porie wordt afgebroken als de vacuole leeg is en wordt weer opgebouwd als de vacuole vol is. Dit geldt ook voor de verzamelkanalen waarlangs de vacuole het water verzamelt. Deze worden afgebroken als de vacuole vol is (zodat het water tijdens de pompbeweging niet langs die kanalen wegloopt) en worden weer opgebouwd als de vacuole leeg is (zodat nieuw water verzameld kan worden).

Zelf zijn pantoffeldiertjes het voedsel van vele kleine vissen en andere waterdiertjes.

De fotoautotroof levende Paramecium bursaria.

Paramecium bursaria is de gastheer van een endosymbiont, een groenalg van het geslacht Chlorella.

Per gastheer kunnen honderden endosymbionten aanwezig zijn. Deze hebben elk een eigen vacuole. Ze voorzien de gastheer van suikers en maken fotoautotrofe levenswijze mogelijk. De symbiose is facultatief: beide partners kunnen onafhankelijk van elkaar groeien, maar de gastheer kan de endosymbiont weer opnemen, nadat deze verloren is gegaan, bijvoorbeeld doordat de endosymbiont door de gastheer is verteerd tijdens het leven in het donker.

Voortplanting

[bewerken | brontekst bewerken]

De voortplanting is meestal ongeslachtelijk door celdeling. De geslachtelijke voortplanting vindt plaats tijdens een bepaald deel van de levenscyclus. Dit proces zorgt voor genetische uitwisseling door zowel het laten plaatsvinden van meiotische als mitotische celdelingen. Deze vorm van voortplanting wordt ook wel conjugatie genoemd. Als de (over)leefomstandigheden goed genoeg zijn, zal de voortplanting voornamelijk plaatsvinden door mitotische celdelingen. Het is de snelste en makkelijkste manier van voortplanting en er zijn geen aanpassingen van het DNA nodig om te kunnen overleven. Als de (over)leefomstandigheden niet goed zijn, zal de voortplanting voornamelijk plaatsvinden door meiotische celdelingen. Om kansen voor een beter DNA voor in deze omgeving met de negatieve leefomstandigheden, zodat ook deze leefomgeving bewoond kan worden. DNA wordt tussen twee organismen uitgewisseld door meiose die plaats heeft gevonden in de micronucleus wat uitgewisseld wordt.

De volgende soorten worden te onderscheiden:[1]

  1. Biolib - genus Paramecium (O.F. Müller, 1773) - Website