[go: up one dir, main page]

Naar inhoud springen

Portaal:Zoogdieren/Uitgelicht

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Deze pagina bevat alle artikels van de week voor het Portaal:Zoogdieren.

Artikel van de week: Koeskoezen

[brontekst bewerken]

Koeskoezen (Phalangeridae) zijn een familie van buideldieren die voorkomt op Australië, Sulawesi, Nieuw-Guinea, Timor en de Salomonseilanden. Op de twee laatste plaatsen zijn ze echter geïntroduceerd. Over het algemeen lijken koeskoezen beter in staat te zijn om oceanische eilanden te bereiken dan veel andere buideldieren (zo zijn ze op Sulawesi de enige buideldieren en op Woodlark bijna de enige). Waarschijnlijk hebben ze zich zo'n 34 miljoen jaar geleden ontwikkeld in het noordwesten van Australië. Het zijn grote, in bomen levende planteneters, die meestal meer dan twee kilo wegen. Ze eten allerlei plantaardig voedsel en soms zelfs vlees.

Artikel van de week: Rattus hoffmanni

[brontekst bewerken]

Rattus hoffmanni is een rat die voorkomt op Sulawesi en enkele omliggende eilanden. Hij is verwant aan Rattus mollicomulus uit Gunung Lompobatang in het zuidwesten van Sulawesi en mogelijk aan Rattus koopmani uit het eiland Peleng ten oosten van Sulawesi. R. hoffmanni is een middelgrote soort met een éénkleurige staart die ongeveer even lang is als de kop en de romp. De kop-romplengte bedraagt 175 tot 210 mm, de staartlengte 155 tot 192 mm, de achtervoetlengte 36 tot 42 mm, de oorlengte 22 tot 24 mm en het gewicht 130 tot 240 gram. Vrouwtjes zijn iets groter dan mannetjes. Deze soort eet vruchten, zoals blijkt uit de inhoud van zijn maag. Daar zijn ook zaden, stukken wortel en blad en stukken insect in gevonden, maar het grootste deel van de maaginhoud bestaat uit fruitpulp, en waarschijnlijk konden deze insecten niet snel genoeg wegkomen toen de rat het fruit opat.

Artikel van de week: Indriachtigen

[brontekst bewerken]

De indriachtigen (Indriidae, soms Indridae) zijn een familie van lemuren. Tot deze familie behoort de grootste nog levende halfaap, de indri (Indri indri), evenals de wolmaki's (Avahi) en de sifaka's (Propithecus). Indriachtigen komen enkel voor op het eiland Madagaskar. Indriachtigen zijn boombewonende halfapen. Ze klimmen altijd in een verticale positie, waarbij ze de ene hand voor de andere hand plaatsen. Boomafwaarts gaan ze in dezelfde positie, met de staart naar beneden. Ze houden zich voornamelijk hoog in de bomen op, en komen zelden naar de grond, zelfs niet om te drinken. Ze komen enkel voor in de droge bossen en regenwouden van Madagaskar. Het zijn vegetariërs, die voornamelijk bladeren, maar ook knoppen, vruchten, noten, bast en bloemen eten.

Artikel van de week: Platkopkat

[brontekst bewerken]

De platkopkat (Prionailurus planiceps of Ictailurus planiceps) is een wilde katachtige uit Zuidoost-Azië. Hij is meer nog dan de nauwverwante vissende kat (Prionailurus viverrinus) een gespecialiseerde viseter. De platkopkat dankt zijn naam aan het platte voorhoofd. De platkopkat heeft kleine, ronde, laaggeplaatste en wijd uit elkaar staande oortjes en een vrij lange snuit. Door de korte poten staat de platkopkat laag bij de grond. Ook de voeten zijn klein. De platkopkat is een van de weinige katachtigen (samen met onder andere het jachtluipaard) die zijn nagels niet kan intrekken. Tussen de tenen heeft de kat kleine zwemvliesjes. De platkopkat leeft langs de oevers van rivieren, meren en moerassen in dichte regenwouden, bladverliezende loofwouden en dichte struikgebieden van Maleisië, Borneo, Sumatra en het zuiden van Thailand en Myanmar.

Orcaella heinsohni is een walvis uit Australië en Nieuw-Guinea die in 2005 is beschreven. De typelocatie ligt bij Magneticeiland, voor de kust van Queensland. De soort is door genetisch onderzoek van de Irrawaddydolfijn (Orcaella brevirostris), de andere soort van het geslacht, afgesplitst. Deze nieuwe soort is genoemd naar Dr. George E. Heinsohn, die onder andere veel van de bekende exemplaren van O. heinsohni ving. Tot nu toe is deze soort bekend van twee locaties langs de kust van West-Australië, drie bij het Noordelijk Territorium, twee in Queensland, en één bij de zuidkust van Papoea-Nieuw-Guinea. Waarschijnlijk komt hij voor langs de hele kust van Australië en Nieuw-Guinea. O. heinsohni komt voornamelijk voor in beschermde, smalle watergebieden, dicht bij de kust, met name bij mondingen van kreken en rivieren.


Tekening uit Brehms Tierleben

Artikel van de week: Fretkat

[brontekst bewerken]

De fretkat of fossa (Cryptoprocta ferox) is het grootste inheemse roofdier op het Afrikaanse eiland Madagaskar. Alhoewel hij uiterlijk op een kat lijkt, behoort de fretkat tot een andere familie, de Madagaskarcivetkatten (Eupleridae). Het is de enige levende soort van de onderfamilie Cryptoproctinae, maar in het Pleistoceen leefde er nog een tweede soort, Cryptoprocta spelaea.

Zoals de naam al aangeeft, lijkt de fretkat enigszins op een katachtige. Hij heeft een lang, slank lichaam, ronde oren en grote, naar voren gerichte ogen. Het dier wordt 60 tot 90 centimeter lang en 7 tot 14 kilogram zwaar. De staart is met een lengte van 55 tot 90 centimeter bijna net zo lang als de rest van het lichaam. Het dier heeft een dichte, korte vacht, die roodbruin tot donkerbruin van kleur is. De fretkat is een zoolganger. Hij kan zijn nagels intrekken.

Artikel van de week: Nilopegamys

[brontekst bewerken]

Nilopegamys plumbeus is een in het water levend knaagdier dat voorkomt in Ethiopië. Het dier is van slechts één exemplaar bekend, dat in 1927 is gevangen bij de bron van de Kleine Abbai in het noordwesten van Ethiopië, op 2600 m hoogte. Hij is sterker aangepast aan een leven in het water dan Colomys goslingi, Malacomys en Deomys ferrugineus. Colomys waadt door het water, terwijl Nilopegamys zwemt, net als Ichthyomyini en Hydromys-achtige dieren. Het dier eet insecten. Waarschijnlijk zijn er daarom nooit veel van deze dieren geweest. Ook leven ze in een habitat dat al lang wordt verstoord door overbegrazing. Mogelijk is hij al uitgestorven. Enkele malen is er geprobeerd om het dier te vangen, maar het is nooit gelukt.

Artikel van de week: Moncktonbeverrat

[brontekst bewerken]

De Moncktonbeverrat (Crossomys moncktoni) is een in het water levend Nieuw-Guinees knaagdier uit de Hydromys-groep van de onderfamilie muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae). Het is de enige soort van het geslacht Crossomys. Zijn nauwste verwant is waarschijnlijk Baiyankamys, een ander sterk aan het water aangepast Nieuw-Guinees knaagdier. Van alle Muroidea is de Moncktonbeverrat het beste aangepast aan een leven in het water. Hij heeft extreem lange achtervoeten waarvan de tenen volledig door zwemvliezen worden verbonden, de voorpoten zijn sterk gereduceerd, de oren zijn afwezig of steken niet boven de vacht uit, de ogen zijn extreem klein, en de lange staart heeft een rij haren aan de onderkant. Aan elke kant van de staartwortel begint die als een lange rij witte haren; die twee rijen smelten op ongeveer 50 mm van de staartwortel samen en de rij loopt door tot de staartpunt. In al deze kenmerken lijkt hij verrassend veel op de Tibetaanse waterspitsmuis (Nectogale elegans) (een goed voorbeeld van convergente evolutie).

De gevlekte koeskoes (Spilocuscus maculatus) is een buideldier uit het geslacht der gevlekte koeskoezen (Spilocuscus). Hij komt voor op Nieuw-Guinea en het Australische schiereiland Kaap York, Noord-Queensland. Ook is hij geïntroduceerd op Salyer, ten zuiden van Sulawesi, en op enkele eilanden in de Molukken, als Seram, Ambon en de Kei-eilanden. De gevlekte koeskoes leeft in verscheidene regenwoudhabitats, zowel primair als secundair woud, tot op een hoogte van 1200 meter. Hij komt ook voor in de nabijheid van dichtbevolkte gebieden.

De gevlekte koeskoes is 33,8 tot 44,2 centimeter lang en 3 tot 6 kilogram zwaar. De staart is 31,5 tot 43 centimeter. De soort kent seksueel dimorfisme. Mannetjes hebben over het algemeen een een roomwitte vacht, bedekt met grote, onregelmatige, chocoladebruine vlekken. Bij vrouwtjes ontbreken de vlekken, en kunnen grijsbruin tot geheel wit zijn. De kleur van de vacht en de vorm van de vlekken verschillen per individu, leefgebied, leeftijd en gezondheidstoestand. De oren zijn vrij klein, en liggen vaak verborgen in de vacht. De kop is rond, met een kaal gezicht en grote ogen.

Artikel van de week: Boszwijn

[brontekst bewerken]

Het boszwijn (Potamochoerus larvatus) is Afrikaanse zwijnensoort, verwant aan het penseelzwijn (Potamochoerus porcus). Het boszwijn heeft een rond lichaam met een korte nek, korte poten en een lang gezicht. De staart is lang en dun. Deze is 30 tot 45 centimeter lang. Aan iedere poot heeft hij vier hoeven. Hij heeft een ruwe, lange vacht, die blond, rood, grijs, donkerbruin of zwart van kleur kan zijn.

Het boszwijn leeft in bossen, beboste streken, dicht struikgewas en andere gebieden met dichte begroeiing, losse grond en water. Hij is echter minder aan bos verbonden dan het penseelzwijn. Het verspreidingsgebied strekt zich uit van de vochtige delen van Zuid-Afrika noordwaarts tot de rivieren de Kongo en de Kasaï in Centraal-Afrika en in de vochtigere delen van Oost-Afrika. Ook leeft hij in het centrale gedeelte van de Grote Slenk. Hij kan worden aangetrofen tot op 4000 meter hoogte op de Kilimanjaro. Op Madagaskar is hij al vroeg ingevoerd, waarschijnlijk al door de eerste bewoners van het eiland.

Artikel van de week: Reuzenotter

[brontekst bewerken]

De reuzenotter (Pteronura brasiliensis) is een Zuid-Amerikaanse ottersoort. Dit dier is de grootste ottersoort en behoort samen met de veelvraat en de zeeotter tot de grootste marterachtigen. De reuzenotter is de enige soort uit het geslacht Pteronura.

De reuzenotter is een lange, slanke otter met korte, stevige poten en een brede, ronde kop. De brede, afgeplatte kop heeft kleine ronde oren, die hoog en ver naar achter zijn geplaatst, en dikke snorharen. De korte, dichte vacht is fluweelbruin van kleur, chocoladebruin tot fluweelzwart als het nat is. Op de kin, keel en borst bevinden zich room- tot geelwitte vlekken en plekjes, die soms zijn samengegroeid tot een grote bef. Het vlekkenpatroon is zeer variabel en voor ieder individu verschillend.

Artikel van de week: Langsnuitdolfijn

[brontekst bewerken]

De langsnuitdolfijn of spinnerdolfijn (Stenella longirostris) is een dolfijnensoort die voorkomt in tropische en subtropische wateren over de gehele wereld. De naam "spinnerdolfijn" dankt hij aan de sprongen die hij uit het water maakt, waarbij hij regelmatig om zijn lengteas spint.

De langsnuitdolfijn is een slanke, gespierde, torpedovormige dolfijnensoort met een smalle middelgrote tot lange snuit. De langsnuitdolfijn heeft van alle walvisachtigen het grootste aantal tanden: 45 tot 65 scherpe, kegelvormige tanden in elke kaak. Qua lichaamsgrootte, kleur en tekening is de langsnuitdolfijn de meest variabele dolfijnensoort. De meeste dieren hebben een donkergrijze, bruine of zwarte rug die overgaat in een lichtergrijze of gelige flank en een meestal witte of lichtgrijze buik.

Microhydromys richardsoni is een knaagdier uit het geslacht Microhydromys dat voorkomt in de bergen van Nieuw-Guinea. Er zijn vijf exemplaren bekend. Deze vijf exemplaren variëren significant (zie onder), zodat het nog onduidelijk is of er meerdere, nauw verwante soorten bestaan of één variabele soort. M. richardsoni is het kleinste inheemse knaagdier op Nieuw-Guinea (ongeveer net zo groot als een huismuis).

M. richardsoni verschilt op een groot aantal punten van M. musseri, de andere soort van het geslacht: hij is kleiner; er is geen kleurpatroon; er zitten groeven in de bovenvoortanden; het palaat is minder concaaf; de schedel is relatief smaller; de eerste bovenvoortand is meer naar voren gericht; er is geen posterior cingulum op de eerste onderkies. Zie het artikel over Microhydromys voor de kenmerken die deze twee zo verschillende dieren delen.

Artikel van de week: Kouprey

[brontekst bewerken]

De kouprey (Bos sauveli) is een ernstig bedreigd wild rund uit Zuidoost-Azië, soms geplaatst in het ondergeslacht Novibos. De soort werd pas in 1937 voor het eerst beschreven. Het is een van de zeldzaamste runderen. De kouprey is een stevig rund. Oudere stieren hebben een zeer donkerbruine tot zwarte vachtkleur met soms enkele grijze vlekken, bij koeien en jonge stieren is de vacht grijs. Kalveren hebben een bruine vacht. Beide geslachten hebben een vuilwitte buik en kousen. De kouprey heeft lange hoorns.

Hij komt oorspronkelijk voor open loofbossen en beboste savannes, met veel neerslag, vlak of licht golvend terrein en de aanwezigheid van waterpoelen en zoutlikplaatsen, die ze regelmatig bezoeken. Het verspreidingsgebied strekte zich uit over Laos, Vietnam, Cambodja en aangrenzend Thailand. Tegenwoordig leeft de soort waarschijnlijk enkel nog in Cambodja, waar hij zeer zeldzaam is. Belangrijke oorzaken van de achteruitgang zijn stroperij, habitatvernietiging, ziekten van huisdieren en oorlogen.

Marmosa andersoni is een opossum uit het geslacht Marmosa die voorkomt in Peru. De soort is bekend van zeven exemplaren uit drie verschillende locaties in tropisch laaglandregenwoud in het zuidelijke departement Cuzco. M. andersoni werd beschreven als de enige soort van het ondergeslacht Stegomarmosa; aan welke andere opossums deze soort verwant is, is nog niet duidelijk. Het dier, een middelgrote opossum, wordt onder andere gekenmerkt door een rij lange borstels aan de onderkant van de staart en door enkele kenmerken van de schedel.

Artikel van de week: Abrotrichini

[brontekst bewerken]

De Abrotrichini is een geslachtengroep binnen de Sigmodontinae, een onderfamilie van knaagdieren uit de familie Cricetidae. De Abrotrichini omvat ongeveer vijftien soorten in vijf geslachten. De Abrotrichini komen overwegend in het zuiden van de Andes en in de omliggende lager gelegen delen van Chili en Argentinië voor. De oudste fossielen van de geslachtengroep - uitgestorven soorten van Abrothrix stammen uit het Plioceen van Argentinië. De Abrotrichini worden traditioneel in de Akodontini geplaatst, waar ze morfologisch ook sterk op lijken. Vanaf het begin van de jaren '90 van de 20e eeuw bleek echter uit allerlei moleculair onderzoek dat ze een aparte groep vormen. Pas in 2007 werd de geslachtengroep formeel benoemd.

Er is geen uniek morfologisch kenmerk dat de Abrotrichini van andere Sigmodontinae onderscheidt, maar een combinatie van drie kenmerken (nasalen en premaxilla steken over het algemeen tot voor de snijtanden uit; de zygomatische plaat heeft een gereduceerde vrije bovenkant; de derde kies in de bovenkaak is gereduceerd en ongeveer cilindervormig en bevat een kleine ringvormige groeve) onderscheidt de groep wel. De Abrotrichini zijn kleine tot middelgrote muizen met een lange, zachte vacht, meestal een korte, harige staart, grote sterke voeten met robuuste klauwen en brede, niet gegroefde snijtanden.

Rhynchocyon udzungwensis is een springspitsmuis uit het geslacht der slurfhondjes (Rhynchocyon), die voorkomt in het Udzungwagebergte in Tanzania. Met een gewicht van 658 tot 750 g is deze soort de grootste springspitsmuis ter wereld. Andere onderscheidende kenmerken zijn het grijze voorhoofd en gezicht en de zwarte vacht van het onderlichaam en de dijen. Er zijn vijf in 2006 gevangen museumexemplaren van de soort; daarnaast is het dier bekend van een aantal camerabeelden en andere visuele observaties.

Artikel van de week: Zeekoeien

[brontekst bewerken]

Zeekoeien (Sirenia) zijn een kleine orde van plantenetende, in zee levende zoogdieren die vier nog levende soorten omvat. Ze worden tot de Afrotheria gerekend en zijn daarbinnen het nauwste verwant aan de slurfdieren. Naast de walvissen en de zeeroofdieren zijn de zeekoeien de derde grotere groep zeezoogdieren. Anders dan zeeroofdieren hebben ze geen geschikte ledematen om zich op het land voort te bewegen, en in tegenstelling tot walvissen houden ze zich steeds in de buurt van de kust of zelfs in zoetwater op.

Ze leven normaliter alleen of in kleine familiegroepen; af en toe worden ook grotere groepen van honderden dieren gevormd. Er bestaan nauwelijks sociale relaties, op de moeder-kindrelatie na, die ongeveer twee jaar duurt. Zeekoeien kunnen zowel overdag als 's nachts actief zijn. De communicatie verloopt via geluid en drukveranderingen. Volwassen zeekoeien komen meestal elke een tot vijf minuten aan de oppervlakte om adem te halen; een langere duik kan tot twintig minuten duren.

Artikel van de week: Guanovleermuis

[brontekst bewerken]

De guanovleermuis (Tadarida brasiliensis) is een vleermuis uit het geslacht Tadarida die voorkomt van het midden van de Verenigde Staten (VS) tot het zuiden van Argentinië, inclusief de Grote en Kleine Antillen. De soort staat bekend om de grote koloniën - van miljoenen dieren - die gevormd worden in het zuiden van de VS.

De nauwste verwant van deze soort is mogelijk Tadarida aegyptiaca, een soort uit Afrika en Zuidwest- en Zuid-Azië. Volgens fylogenetisch onderzoek is de guanovleermuis echter de zustergroep van alle Aziatische Tadarida-soorten. De guanovleermuis is echter ook wel in een apart geslacht, Rhizomops Legendre, 1984, geplaatst.

Apomys gracilirostris is een knaagdier uit het geslacht Apomys dat alleen bekend is van Mount Halcon op het Filipijnse eiland Mindoro. Het is een grote muis met een zachte, grotendeels donkerbruine vacht, lange voeten, een lange staart en een lange snuit, die morfologisch uniek is binnen het geslacht. Op basis van genetische en morfologische overeenkomsten wordt Apomys datae uit Luzon als de nauwste verwant van A. gracilirostris beschouwd.

Springspitsmuizen of olifantspitsmuizen (orde Macroscelidea, familie Macroscelididae) zijn een groep Afrikaanse zoogdieren uit de Afrotheria. Springspitsmuizen zijn kleine, langsnuitige bodembewoners met verlengde achterpoten. Ze voeden zich voornamelijk met insecten. De oudste fossielen dateren uit het Eoceen; tegenwoordig bestaan er zestien soorten in vier geslachten.

Springspitsmuizen leven op de bodem en zijn meestal overdag actief, maar wanneer het te heet is of wanneer ze te veel door predatoren worden aangevallen, zijn ze ook 's nachts te zien. Als rustplaats gebruiken ze kuilen, rotsspleten, holle bomen, termietenheuvels of ook wel verlaten knaagdierholen, omdat ze zelf niet goed kunnen graven. Afgezien van enkele soorten van Elephantulus die kleine groepen vormen, leven ze in paren. In een territorium leven meerdere paren, maar ze verdedigen het tegen verdere indringers.

Muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) zijn een onderfamilie van knaagdieren uit de familie Muridae die inheems is in de Oude Wereld en daar in vrijwel alle habitats te vinden is. De onderfamilie heeft een enorme vormenrijkdom voortgebracht, van wereldwijd voorkomende cultuurvolgers als de huismuis en de bruine en zwarte rat tot de amfibische Moncktonbeverrat. De Murinae zijn te herkennen aan de aanwezigheid van drie knobbels aan de binnenkant van de kiezen in de bovenkaak en enkele andere kenmerken van de kiezen en de schedel.

De Murinae omvat bijna 600 levende soorten in zo'n 130 geslachten, waarmee ze de grootste onderfamilie van de zoogdieren zijn. Net als bij andere kleine zoogdieren worden er in het hele verspreidingsgebied nog regelmatig nieuwe soorten gevonden. Naar alle waarschijnlijkheid stammen de huidige Murinae via Progonomys en gelijkende vormen af van Antemus chinjiensis uit het Midden-Mioceen van Pakistan, hoewel de precieze verwantschappen tussen de uitgestorven en levende Murinae verre van duidelijk zijn. Antemus stamt af van Potwarmus, dat mogelijk tot de Myocricetodontinae behoort. Die groep wordt beschouwd als de waarschijnlijke voorouder van de Muridae, in het bijzonder de gerbils.

Brachyphylla cavernarum is een vleermuis uit het geslacht Brachyphylla die voorkomt in de Antillen van Puerto Rico tot Barbados en Saint Vincent. De verwante, maar kleinere B. nana uit de rest van de Grote Antillen wordt soms als een ondersoort van B. cavernarum gezien. De soort is bekend uit het Laat-Pleistoceen van Puerto Rico en het Holoceen van Antigua. B. cavernarum is een grote, krachtige vleermuis. De korte snuit eindigt in een neusblad dat op de neus van een varken lijkt. De lange, dikke vacht is vuilwit tot bruin. De vleugels zijn breed. Mannetjes zijn meestal groter dan vrouwtjes.

De soort is gevonden in allerlei habitats, van regenwouden tot tuinen. Meestal roest het dier in vochtige grotten of tunnels, waar ze grote kolonies vormen (op Antigua omvatte een kolonie naar schatting meer dan 20 000 dieren). B. cavernarum eet stuifmeel, nectar, fruit en insecten. Waarschijnlijk paren de dieren in februari en worden de jongen na een zwangerschap van zo'n vier maanden in juni geboren. Een jong begint na twee maanden spontaan te vliegen. In een goed jaar kunnen vrouwtjes een tweede jong krijgen.

Artikel van de week: Wezelmaki's

[brontekst bewerken]

De wezelmaki's (Lepilemuridae) zijn een familie van halfapen die voorkomen op het eiland Madagaskar. Tot de familie behoren de wezelmaki's, middelgrote lemuren uit het geslacht Lepilemur. Hoewel de uitgestorven lemuren van het geslacht Megaladapis vaak in dezelfde familie worden geplaatst, schijnen ze niet nauw verwant te zijn. Het zijn nachtactieve boombewoners, die leven in bossen op Madagaskar en het nabijgelegen Nosy Be. Ze komen voor in alle bostypen, van de droge bossen in het westen en de stekelige bossen in het zuiden tot de regenwouden in het oosten en noorden, zowel in primaire als secundaire wouden en zelfs in boomplantages. Er zijn ruim twintig soorten, die in de meeste gevallen pas in de 21e eeuw zijn beschreven.

Artikel van de week: Muroidea

[brontekst bewerken]

De Muroidea zijn een grote superfamilie van knaagdieren die over de hele wereld voorkomt. Meestal zijn het kleine diertjes met een betrekkelijk kort leven en snelle voortplanting. Kenmerkend is dat ze allen hoogstens drie kiezen in elke kaak hebben. Bij sommige soorten is de derde kies verdwenen, bij enkele ook de tweede. Veel soorten zijn een plaag in de landbouw en sommigen zijn gevreesde overbrengers van ziekten. Ze zijn inheems op alle grotere landmassa's, zelfs in Australië en op Nieuw-Guinea en de Solomoneilanden. Ze zijn het nauwste verwant aan de jerboa's, waarmee ze de onderorde Myomorpha vormen. Met bijna 1600 soorten omvatten ze twee derde van de diversiteit van de knaagdieren en ruim een kwart van de zoogdieren.

Artikel van de week: Gladneuzen

[brontekst bewerken]

De gladneuzen (Vespertilionidae) vormen een familie van kleine vleermuizen die over de hele wereld voorkomen. De familie omvat 427 soorten, waarvan er 32 in Europa voorkomen. Deze soorten worden ingedeeld in 51 geslachten. De gladneuzen vormen de grootste familie van de vleermuizen en een van de grootste families van de zoogdieren.

Gladneuzen zijn over het algemeen vrij kleine vleermuizen, zonder opvallende kenmerken. Ze worden meestal geïdentificeerd door de afwezigheid van een neusblad, zoals dat bijvoorbeeld bij hoefijzerneuzen voorkomt (vandaar de naam "gladneus"), en door de aanwezigheid van een vrij lange staart, die echter niet of nauwelijks uit het uropatagium (de vlieghuid tussen de achterpoten) steekt. Soms worden echter ook andere kenmerken gebruikt, zoals de aanwezigheid van drie vingerkootjes in de derde vinger en de vorm en afmetingen van de oren.

Artikel van de week: Haas

[brontekst bewerken]

De (of, in jachttermen, het) haas (Lepus europaeus), ook wel Europese haas genoemd om onderscheid te maken met andere hazensoorten, is een zoogdier, dat net als onder andere het konijn tot de orde der haasachtigen (Lagomorpha) behoort. Ze behoren dus niet tot de orde der knaagdieren (Rodentia). De haas komt algemeen voor op de open gras- en landbouwgebieden van Europa en aangrenzende delen van Azië.

De haas is een grote haasachtige met een langwerpig lichaam, zeer lange oren en lange poten. De achterpoten zijn langer en krachtiger dan de voorpoten. Iedere poot heeft vijf tenen en behaarde zoolkussens.

Archboldomys kalinga is een knaagdier uit het geslacht Archboldomys dat voorkomt in de provincie Kalinga in het noorden van het Filipijnse eiland Luzon.

Zoals alle Archboldomys is A. kalinga een kleine, op de grond levende, spitsmuisachtige rat met kleine oren en slanke voeten. De staartlengte is iets kleiner dan de kop-romplengte. De vacht is net zo dik als bij de andere twee soorten, maar korter. De bovenkant van het lichaam is oranjebruin en loopt geleidelijk over in de lichtere onderkant. De haren op de bovenkant van het lichaam zijn driekleurig: drie vierde is donkergrijs, vervolgens komt er een zwart stuk, en de punt is oranje. Op de onderkant van het lichaam zijn de haren korter en alle delen zijn bleker. De kleine oren zijn rond en zwart. De naakte huid van de lippen en de neus is donkergrijs. De lichtgrijze snorharen zijn vrij kort, al zijn ze langer dan bij de andere soorten.

Artikel van de week: Microtus

[brontekst bewerken]

Microtus is het grootste geslacht uit de onderfamilie der woelmuizen. Het geslacht komt voornamelijk voor in het Holarctisch gebied. Tot dit geslacht behoren onder andere de veldmuis (Microtus arvalis) en de aardmuis (Microtus agrestis). Er zijn meer dan zestig soorten. De naam Microtus betekent "kleinoor", en slaat op de grootte van de oren van de soorten.

De soorten leven voornamelijk in graslanden, in Europa, Azië, en Noord-Amerika. Ze leven in gangen aan het oppervlak of onder de grond. Ze eten voornamelijk grassen, wortelen en zaden. Microtus heeft kleine oren en een kort staartje. De soorten van het geslacht hebben vier tot acht mammae. De kiezen groeien continu door, en hebben geen tandwortels.

Artikel van de week: Anonymomys

[brontekst bewerken]

Anonymomys mindorensis is een knaagdier uit de onderfamilie der muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) dat voorkomt op Mindoro in het westen van de Filipijnen. Het is een kleine, in bomen levende rat met een gedrongen lichaam en een lange staart. A. mindorensis is van slechts zes exemplaren bekend, die in 1954 en 1992 zijn gevangen bij Mount Halcon. A. mindorensis is de enige soort van het geslacht Anonymomys, dat waarschijnlijk een primitieve verwant is van Niviventer, Leopoldamys, Dacnomys en dergelijke geslachten, hoewel een verwantschap met Haeromys ook is gesuggereerd.

Artikel van de week: Palawanomys

[brontekst bewerken]

Palawanomys furvus is een knaagdier uit de onderfamilie der muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) dat voorkomt op Palawan in het zuidwesten van de Filipijnen. P. furvus is de enige soort van het geslacht Palawanomys, dat het nauwste verwant is aan Rattus en vergelijkbare geslachten. In verspreiding is het dier voor zover bekend beperkt is tot de bossen op Mount Mantalingajan.

P. furvus is een middelgrote, op de grond levende, zeer donkerbruine rat met een korte staart en een lange, dikke, glanzende vacht. De bovenkant van het lichaam is chocoladebruin. De voelharen zijn niet duidelijk zichtbaar en steken maar zo'n 5 mm boven de vacht uit. Naar de onderkant van het lichaam toe wordt de vacht geleidelijk lichter, naar een donker grijsbruin. De zeer donkerbruine oren zijn bedekt met korte, bruine haren. De staart, die ongeveer even lang als of korter dan de kop-romp is, is aan alle kanten donker chocoladebruin. De voeten zijn aan de bovenkant bruin en aan de zijkanten chocoladebruin.

Artikel van de week: Zoogdieren

[brontekst bewerken]

Zoogdieren (Mammalia) vormen een klasse van warmbloedige, meestal levendbarende chordadieren die hun jongen voeden met moedermelk. Ze zijn deel van de Amniota en zijn als zodanig het nauwst verwant aan de vogels en reptielen.

De zoogdieren worden ingedeeld in ruim 5500 soorten, meer dan 1250 geslachten, ruim 150 families en bijna 30 ordes. Hoewel de zoogdieren zijn ontstaan uit kleine, op de grond levende dieren, hebben ze een grote vormenrijkdom voortgebracht, die uit zowel vliegende (vleermuizen) als zwemmende (walvissen) en zowel vlees- (roofdieren) als plantenetende (onder andere evenhoevigen) vormen bestaat. Het grootste dier ooit (de blauwe vinvis) en het grootste levende landdier (de savanneolifant) zijn beide zoogdieren. Zoogdieren ontbreken alleen in de meest extreme habitats.

Artikel van de week: Canadese bever

[brontekst bewerken]

De Canadese bever of Noord-Amerikaanse bever (Castor canadensis) is een knaagdier uit het geslacht bevers (Castor). Het is het grootste knaagdier van Noord-Amerika. Hij lijkt veel op de Europese bever (Castor fiber), en beide dieren werden vroeger weleens tot dezelfde soort gerekend. De Canadese bever heeft echter een donkerere vacht en een kortere snuit. Ook legt de Canadese bever meer dammen aan dan de Europese bever. De Canadese bever is het nationale dier van Canada.

Artikel van de week: Valleigoffer

[brontekst bewerken]

De valleigoffer (Thomomys bottae) is een goffer die voorkomt van Oregon in het noorden tot Coahuila, Chihuahua, Nuevo Leon, Sinaloa, Sonora en Neder-Californië in het zuiden. Hij is fossiel bekend vanaf 103 000 jaar geleden. Hij is genoemd naar Paolo Emilio Botta, een 19e-eeuwse Italiaanse bioloog. Het aantal chromosomen varieert tussen 74 en 88, maar 76 komt het meeste voor.

Artikel van de week: Poema

[brontekst bewerken]

In geheel Midden- en Zuid-Amerika en in het westen van Noord-Amerika leeft de bergleeuw of poema (Felis concolor). Lang heeft men gedacht dat de poema schadelijk was voor de wildstand en uiteraard voor de veehouder. Het laatste is wellicht juist, maar het eerste niet. De poema zorgt juist voor een gezonde opbouw van de populatie van zijn prooidieren.

De poema is in grote delen van Amerika uitgeroeid, een lot dat hij deelt met vele andere katachtigen. De poema leeft solitair en is territoriumgebonden. Hij is echter niet agressief en gaat indringers het liefst uit de weg.

Artikel van de week: Solenodons

[brontekst bewerken]

Solenodons (Solenodontidae) zijn een kleine familie van primitieve zoogdieren uit de orde der solenodonachtigen. Ze zijn alleen bekend van de Caribische eilanden Cuba en Hispaniola. Er zijn nog twee soorten: de almiqui (Atopogale cubana) van Cuba en de agouta (Solenodon paradoxus) van Hispaniola. Van het geslacht Solenodon zijn nog twee uitgestorven soorten bekend, Solenodon arredondoi (uit Cuba) en Solenodon marcanoi (uit Hispaniola). Solenodons lijken nog het meest op grote spitsmuizen. Ze zijn dan ook voor lange tijd met deze dieren in de orde der insecteneters geplaatst. Ze hebben een lange, flexibele snuit, een lange kale staart, kleine oogjes en grote scherpe klauwen aan de voorpoten. Agouta's hebben giftig speeksel, en waarschijnlijk geldt hetzelfde voor de andere solenodons. Het vrouwtje heeft opvallend lange tepels. Jongen grijpen zich vast aan deze tepels bij verkenningstochten. Solenodons worden tussen de 28,4 en de 32,8 centimeter lang en 700 tot 1000 gram zwaar. De staart is tussen de 17,5 en de 25,5 centimeter lang.

Artikel van de week: Gazellen

[brontekst bewerken]

Gazellen (Gazella) vormen een geslacht van hoefdieren uit de onderfamilie der echte antilopen (Antilopinae). Er zijn vijftien soorten, waaronder de Thomsongazelle. Ze komen voor in de drogere graslanden, savannes en woestijnen van Afrika, Arabië en Zuidwest- en Centraal-Azië tot in India. De naam gazelle komt van het Arabische woord "ghâzal", wat zowel "snel", "sierlijk" als "raszuiver" betekent.

Gazellen zijn sierlijke dieren, met dunne poten, een lange hals en gedraaide hoorns. De vachtkleur is meestal zandkleurig of rossig met een witte onderzijde. Ze leven vaak in kuddes en eten het liefst ruwe, makkelijk verteerbare planten en bladeren.

Gazellen spelen een belangrijke rol in verschillende religies en in legendes.

Artikel van de week: Cryptonanus

[brontekst bewerken]

Cryptonanus is een in 2005 beschreven geslacht uit de familie opossums (Didelphidae). Het geslacht omvat verschillende vormen, die tot 2005 tot Gracilinanus werden gerekend. Ze werden allemaal, behalve Cryptonanus ignitus, als synoniemen van andere soorten gezien. De wetenschappelijke naam is afgeleid van de Griekse woorden κρυπτος (verborgen) en νανος (dwerg). Het geslacht is zo genoemd omdat zijn ware taxonomische identiteit lang verborgen is door synonymie. Het geslacht komt voor van Noordoost-Brazilië tot Oost-Bolivia en Midden-Argentinië, maar de verspreiding is mogelijk veel groter. Cryptonanus-soorten komen waarschijnlijk meestal voor op natte graslanden.

De Madagaskarcivetkatten (Eupleridae) vormen een familie van enkel op Madagaskar voorkomende roofdieren. Het is een betrekkelijk nieuwe familie: wetenschappers waren het lange tijd oneens over de positie van de meeste soorten binnen de roofdieren, en de monofylie van de groep is pas recentelijk door genetisch onderzoek bewezen. De meeste onderzoekers gingen er lange tijd vanuit dat de Malagassische roofdieren afstamden van twee of drie verschillende voorouders. Waarschijnlijk stammen alle Eupleridae echter af van een Afrikaanse mangoest, die zo'n 20 tot 30 miljoen jaar geleden op Madagaskar arriveerde.

De Eupleridae zijn de enige roofdieren op Madagaskar. De dieren hebben zich aangepast aan verschillende leefwijzen. De fossa, die met een gewicht van maximaal 20 kilogram veel groter is dan alle andere soorten, jaagt voornamelijk in bomen op maki's. De fanaloka jaagt daarentegen op de grond op kleinere dieren als kikkers en knaagdieren, terwijl de mierencivetkat enkel ongewervelde dieren als insectenlarven, slakken en regenwormen eet. De Madagaskarmangoesten zijn de kleinste Eupleridae. Deze dieren leven van zowel kleine gewervelde als ongewervelde dieren.

Noord-Amerikaanse otter

Artikel van de week: Otters

[brontekst bewerken]

De otters (Lutrinae) vormen een onderfamilie van in het water levende roofdieren uit de familie der marterachtigen (Mustelidae). Er zijn 13 soorten in 4 tot 7 geslachten.

Otters zijn langgerekte, slanke dieren met korte poten. Tussen de tenen zitten zwemvliezen. De staart is behaard en lang. Ook heeft hij zeer gevoelige tastharen rond de snuit en op de ellebogen. De meeste soorten hebben klauwen aan hun poten, met uitzondering van de soorten uit de geslachten Aonyx en Amblonyx, die zeer gevoelige vingers hebben en met deze zoeken naar hun prooidieren.

Stekelvarkens van de Oude Wereld (Hystricidae) vormen een familie van grote grondbewonende knaagdieren. De kop en het lichaam zijn bedekt met lange, scherpe stekels. Ze komen voor in een groot gedeelte van Afrika en zuidelijk Azië. Één soort leeft in Zuid-Europa. Er zijn elf soorten in drie tot vier geslachten en twee onderfamilies.

Stekelvarkens hebben een stevig lichaam en korte poten. Ze verschillen in grootte van de kwaststaartstekelvarkens, die 37 tot 47 centimeter lang en 1,5 tot 3,5 kilogram zwaar worden, tot de echte stekelvarkens, die 60 tot 83 centimeter lang en 13 tot 27 kilogram zwaar worden. Beide seksen zijn gelijk.

poolwolf

Artikel van de week: Poolwolf

[brontekst bewerken]

De poolwolf (Canis lupus arctos) is een zoogdier dat behoort tot de familie van de hondachtigen. De poolwolf is een ondersoort van de wolf (Canis lupus). Het is kleiner dan de andere soorten wolven en de mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes. Poolwolven hebben een witte vacht die veel dikker is dan bij overige wolven.

Poolwolven leven in het noorden van Canada, Alaska, Groenland, tussen 70 en 75 graden noorderbreedte. Het gebied is bedekt met sneeuw en ijs en de temperatuur kan gemakkelijk dalen tot -50 °C. Door de kou en de zeer koude winden (-100 °C) kunnen mensen zich in deze gebieden niet gemakkelijk vestigen. Eskimo’s zijn de enige mensen die in deze gebieden voorkomen.

Artikel van de week: Suikereekhoorn

[brontekst bewerken]

De suikereekhoorn (Petaurus breviceps) is een buideldier uit de familie buideleekhoorns (Petauridae) dat voorkomt in Australië en Nieuw-Guinea. In veel delen van Australië hoort hij bij de meestvoorkomende zoogdieren, maar wordt zelden gezien door zijn nachtelijke levenswijze. De suikereekhoorn heeft een vlieghuid, zodat hij korte afstanden kan zweven.

De voorpoten hebben vijf vingers, waarvan de vierde verlengd is en een zeer scherpe klauw draagt, waarmee bijvoorbeeld insecten uit bomen kunnen worden gehaald, net als bij het vingerdier.

Artikel van de week: Mustela

[brontekst bewerken]

Mustela is een geslacht van kleine, slanke marterachtigen binnen de onderfamilie Mustelinae. Tot dit geslacht behoren zestien soorten, waaronder de wezel, de hermelijn, de bunzing, het fret en de nerts. De wezel is het kleinst bekende roofdier. Het geslacht splitste zich zo'n 20 miljoen jaar geleden, in het Mioceen, af van de rest van de Mustelinae.

De soorten van het geslacht Mustela leven voornamelijk van muizen, woelmuizen en andere kleine knaagdieren, maar ze kunnen soorten aan die groter zijn dan zijzelf. Ook vangen ze vogels, kikkers, hagedissen, insecten en ander voedsel. Het zijn opportunistische jagers, de enige specialist is de zwartvoetbunzing, die enkel op prairiehonden jaagt.

Ze komen voor in praktisch geheel Europa, Azië en Noord-Amerika. In Latijns-Amerika komt het geslacht voor tot in Bolivia en Brazilië, en in Indonesië tot Sumatra en Borneo. Hermelijn, wezel en bunzing zijn ingevoerd in Nieuw-Zeeland.

Artikel van de week: Stekelratten

[brontekst bewerken]

Stekelratten (Echimyidae) zijn een familie van knaagdieren uit Zuid-Amerika. Ze behoren tot de superfamilie Octodontoidea en infraorde Caviida. Ze zijn de grootste familie van de Hystricognathi. Stekelratten hebben een lange geschiedenis in Zuid-Amerika; ze werden gevonden onder de vroegste fossiele knaagdieren van het continent uit het Onder-Oligoceen. In het Mioceen was er een grote diversiteit aan soorten op de pampa's.

De stekelratten worden verdeeld in verschillende onderfamilies, waarvan de Echimyinae en de Eumysopinae de belangrijkste zijn. De Eumysopinae bestaat voornamelijk uit op de grond levende geslachten, terwijl de meeste Echimyinae in bomen leven.

Artikel van de week: Giraffe

[brontekst bewerken]

De giraffe of giraf (Giraffa camelopardalis) is een opvallend zoogdier, met een zeer lange nek, lange en slanke poten en op de kop twee of vier kleine hoorns die bedekt zijn met behaarde huid. Ondanks de lange nek heeft de giraf, evenals de meeste andere zoogdieren, toch maar zeven halswervels.

De giraffe is het hoogste dier ter wereld (5,3 à 5,5 meter hoog). Hij komt voor in de Afrikaanse savannes. Zijn kleurrijke, bruin-geelgevlekte vacht is een ander kenmerk, die zorgt voor een afdoende camouflage tussen de bomen. Het gevlekte patroon op de vacht is uniek voor elke giraffe. De giraffe is een herkauwer, leeft in groepsverband, heeft een draagtijd van 14 à 15 maanden en kan galopperend een snelheid van 60 km per uur bereiken.

Artikel van de week: Melomys howi

[brontekst bewerken]

Melomys howi is een knaagdier dat voorkomt in de zuidelijke Molukken. De soort is beschreven door Kitchener in Kitchener & Suyanto (1996). Hij komt alleen voor op het kleine eiland Riama (8°09'Z, 130°53'O) in de Yamdena-groep in de provincie Maluku Selatan. Het holotype, Museum Zoologicum Bogoriense 15912, werd gevonden in wit zand op 30 m van de kust. De soort is genoemd naar Richard Alfred How voor zijn vijftigste verjaardag en zijn werk voor de zoogdieren van de Indonesisch eilanden. Door Menzies (1996), die het geslacht Melomys in vieren splitste, werd hij niet onderzocht en de plaatsing van deze soort in Melomys is nog onzeker. Hij deelt een aantal kenmerken met Paramelomys, maar verschilt ook in een aantal van dat geslacht.

Blauwe duiker

Artikel van de week: Duikers

[brontekst bewerken]

De duikers (Cephalophinae) vormen een onderfamilie van antilopen uit de familie der holhoornigen (Bovidae). Ze komen enkel voor in Afrika ten zuiden van de Sahara. Er zijn 19 soorten in twee geslachten. Bij gevaar duiken de antilopen tussen de dichte begroeiing (vandaar de naam).

Ze eten voornamelijk bladeren, scheuten, vruchten, zaden en bast. Soms volgen ze vruchtenetende vogels, vleerhonden en meerkatten, om te kunnen eten van de gevallen vruchten. Enkele soorten eten ook dierlijk voedsel. Ze vangen vogeltjes en knaagdieren, maar ook mieren en andere insecten en aas.

Duikers worden veelvuldig gevangen voor bushmeat, en in sommige delen van Afrika vormen ze zelfs het belangrijkste onderdeel.

Artikel van de week: Onechte waterrat

[brontekst bewerken]

De onechte waterrat (Xeromys myoides) is een knaagdier uit Australië en Nieuw-Guinea. Het is de enige soort van het geslacht Xeromys. De verspreiding is vrij gefragmenteerd: hij komt voor op de noordelijke kust van het Noordelijk Territorium, inclusief enkele eilanden voor de kust, langs de zuidelijke helft van de oostkust van Queensland en in de Western Province van Papoea-Nieuw-Guinea. Daar is hij pas in 1997 voor het eerst gevonden. Het enige bekende exemplaar uit Nieuw-Guinea is gevonden in een toiletpot.

Hij is half-aquatisch en 's nachts actief. Hij eet kleine ongewervelden uit het water. Hij maakt een nest van bladeren in een netwerk van holen in een modderbank of iets dergelijks. Hij is niet zo goed aangepast aan een aquatisch leven als Crossomys.

Artikel van de week: Beermarter

[brontekst bewerken]

De beermarter of bintoerong (Arctictis binturong) is geen beer of marter, maar een Aziatische civetkatachtige uit de onderfamilie der palmrollers (Paradoxurinae).

De beermarter brengt het grootste gedeelte van zijn leven door in bomen. Het is de enige civetkatachtige en een van de weinige roofdieren met een grijpstaart. Deze dient als steun als de beermarter met zijn voorpoten een tak met vruchten naar zich toetrekt. Beermarters zijn omnivoren: ze eten behalve vruchten (voornamelijk bessen) ook scheuten, bladeren, kadavers, insecten, eieren en knaagdieren. Er zijn gevallen bekend van beermarters die in het water zwommen om vissen te vangen. Vogels worden met veren en al gegeten.

Beermarters komen voor in de regenwouden van India, Nepal, Bhutan, Myanmar, Thailand, Indochina, Maleisië, Sumatra, Java, Borneo en Palawan (Filipijnen). Hij heeft een voorkeur voor bergbossen. In deze landen wordt de beermarter soms als huisdier gehouden. Beermarters zijn eenvoudig te temmen en niet agressief.

Artikel van de week: Rendier

[brontekst bewerken]

Het rendier (Rangifer tarandus) is een hertachtige die op de toendra van Noord-Europa, Azië en Noord-Amerika voorkomt. Het rendier is gedomesticeerd en wordt door de nomaden van Europa en Azië (bijvoorbeeld de Saami) gehouden om zijn vacht, vlees en melk, en als trek- en lastdier. In de taiga en toendra van Europa en Azië leven nog enkele wilde populaties. Ook in Noord-Amerika komt het rendier nog steeds in het wild voor. Het Noord-Amerikaanse rendier wordt kariboe genoemd.

Het rendier is de enige hertachtige waarbij zowel de mannetjes als de vrouwtjes een gewei dragen. Rendieren eten vooral rendiermos, een korstmos. Als de toendra bedekt is met sneeuw en ijs, weten de rendieren dit met hun hoeven te verwijderen om zo dit diepvrieseten te bereiken. Ook andere korstmossen, gras en zegge worden gegeten, aangevuld met bladeren, scheuten en paddenstoelen in de lente.

De slee van de kerstman wordt door rendieren getrokken. Eén ervan heeft een rode neus en heet Rudolph.

Artikel van de week: Chileense rat

[brontekst bewerken]

De Chileense rat (Irenomys tarsalis) is een knaagdier uit de familie Cricetidae en komt voor in Chili en West-Argentinië. Hij is de enige soort van het geslacht Irenomys. De geslachtsnaam Irenomys is afgeleid van de Griekse woorden ιρην (vrede) en μυς (muis), vredesmuis dus. Hij werd in 1919 zo genoemd door Oldfield Thomas omdat de Eerste Wereldoorlog net was afgelopen.

De Chileense rat is herkenbaar als een grote muis met een staart die langer is dan de kop en de romp. Hij heeft grote ogen en een dikke, zachte vacht. De rug is grijsachtig roodachtig kaneelkleurig met donkere lijnen. De oren zijn bruinachtig zwart. De buik is lichter. Vrouwtjes zijn soms iets groter dan mannetjes.

In totaal wordt hij 270 tot 326 mm lang, met een staart van 162 tot 196 mm, een achtervoet van 28 tot 32 mm en een oorlengte van 20 tot 25 mm. Ze wegen 30 tot 60 gram.

De Chileense rat is niet agressief en kan met de hand uit vallen worden gehaald. Als ze worden vrijgelaten klimmen de ratten vaak in bomen, maar ze vluchten soms ook langs de bodem of verdwijnen in holen. De Chileense rat is relatief zeldzaam; vaak zijn er twee dagen nodig om er een te vangen.

Artikel van de week: Callibella

[brontekst bewerken]

Callibella is een geslacht van klauwaapjes (Callithrichinae) dat voorkomt tussen de Rio Manicoré, de Rio Madeira en de Rio Aripaunã in Amazonas, een staat van Brazilië. De enige soort is C. humilis. De geslachtsnaam is afgeleid van het Griekse woord καλ(λ)ος "mooi" en het Italiaanse bella "mooi" en betekent dus "dubbel mooi". De soortnaam humilis betekent "klein" in het Latijn. Volgens een genetische analyse is dit geslacht het nauwste verwant aan het dwergzijdeaapje (Cebuella pygmaea) en het geslacht Mico, dat wijdverspreid is in het Amazonegebied.

Dit geslacht komt alleen maar voor in de buurt van plantages, akkers en tuinen. Bij expedities buiten de bewoonde gebieden werd geen enkele Callibella gevonden. In totaal is er waarschijnlijk ongeveer 3000 ha habitat waarin deze soort kan leven in een totaal verspreidingsgebied van 250000 tot 300000 ha, zodat er waarschijnlijk ongeveer 10000 levende dieren zijn van dit geslacht. De lokale bevolking vindt Callibella te klein om op te jagen, maar bosbranden zijn een potentiële bedreiging.

C. humilis is zeer klein, slechts iets groter dan het dwergzijdeaapje (Cebuella pygmaea) (kop-romplengte 160-170 mm, staartlengte 210-230 mm, gewicht 150 tot 185 g), maar deelt meer kenmerken met Mico. Dit geslacht heeft haren zonder zogenaamde "banden", een olijfbruine rug, een geelachtige (in verschillende tinten) buik, oranje handen, voeten en onderarmen, naakte oren, een zwart, driehoekig kroontje, witte "wenkbrauwen", een vrijwel geheel naakt gezicht zonder pigment en een donker oranjebruine iris. De staart is langer dan bij het dwergzijdeaapje en bijna zwart.