Deze pagina geeft een overzicht van alle uitgelichte artikels en/of afbeeldingen op het portaal Landbouw. Voor elke dag van de maand is er zo'n artikel en/of afbeelding. Voel u vrij om deze te bewerken door de bijhorende bewerk-link te volgen.
Uitgelicht vandaag (30 november)
Raatakkers (ook: celtic fields) zijn kleine, min of meer vierkante of rechthoekige aaneensluitende akkers zoals die vanaf de Late Bronstijd tot in de Romeinse tijd als landbouwsysteem werden gebruikt voor de verbouw van primitieve graansoorten als emmertarwe en spelt. Ze komen voor in Noordwest-Europa en een aantal landen daaromheen.
De aanduiding raatakkers verwijst naar de raatstructuur van de percelen, het is de moderne benaming van "Celtic field", die bedacht is door Engelse archeologen in 1923. Die laatste naam is onjuist gebleken nadat al spoedig bleek dat de akkers niets met Kelten te maken hebben. Toch wordt de naam nog veel gebruikt in het Nederlands.
Het woord Bombrood is, met name in voormalige vissersdorpen en -steden, een nog herkenbaar, zij het verouderd, begrip. Het betreft een vorm van beloning die werd verstrekt aan die man of jongen die een echtgenote of een moeder op de hoogte bracht van de thuiskomst van haar man of zoon die visser was.
Een kas is een glazen gebouw in de glastuinbouw om bloemen en groenten te kweken onder gunstige, gecontroleerde omstandigheden. Er zijn verschillende typen kassen die samengevat staand glas genoemd worden. Dit in tegenstelling tot platglas.
Het kweken in kassen heeft een aantal grote voordelen boven het kweken in de buitenlucht. In kassen kan men zelf bepalen welke temperatuur het is en hoeveel water en hoeveel licht de planten krijgen. Daardoor kan men beter van tevoren inschatten hoeveel, van welke groente, wanneer klaar is.
Gerst is een gecultiveerde graansoort die afstamt van de wilde gerstplant, die nog steeds in het Midden-Oosten voorkomt. Gerst behoort net als overige granen tot de familie van de grassen, de belangrijkste familie op het gebied van de voedselproductie.
Al ongeveer 7000 jaar geleden begon men in Oost-Afrika en Zuid-Azië met het cultiveren van de gerstplant. In Europa, waar gerst de eerste gekweekte graansoort was, werden gekookte gerstekorrel tot in de Middeleeuwen veel gegeten. Later werd gerst als voedselgewas bijna overal overvleugeld door tarwe. De graansoort wordt echter nog altijd op grote schaal verbouwd als veevoedergewas en als grondstof voor bier.
Tarwe (Triticum-species) is een van de voornaamste granen waar de mensheid zich mee voedt, naast rijst en maïs. Het staat met maïs op een gedeelde eerste plaats. In Nederland werd in 2005 116.000 ha wintertarwe en ruim 20.600 ha zomertarwe geteeld.
Tarwe is ook een van de oudste gedomesticeerde planten. De domesticatie vond waarschijnlijk ongeveer 10.000 jaar geleden plaats in het Midden-Oosten en Afrika van Syrië tot Kasjmir en naar het zuiden tot in Ethiopië.
Een koe is een vrouwelijk rund. Het is een zoogdier en wordt in Nederland hoofdzakelijk voor de productie van melk gehouden. Een melkkoe geeft in een lactatieperiode gemiddeld 25 liter melk per dag. Een koe wordt gemiddeld 315 dagen per jaar gemolken. Dit komt neer op een gemiddelde productie van 7875 liter melk per koe per jaar. Sommige koeien produceren tijdens hun leven wel 100.000 liter melk.
Een koe kan een leeftijd van 20 jaar bereiken. Tegenwoordig wordt de gemiddelde melkkoe echter maar 5 à 6 jaar oud. Wanneer de melkproductie dreigt te dalen of de koeien niet optimaal vruchtbaar zijn, worden ze vaak afgevoerd naar het slachthuis. De dieren worden dan vervangen door een vaars met vaak een beter genetisch potentieel.
Mais of maïs (Zea mays ssp. mays) is een graan afkomstig uit Midden-Amerika en behoort tot de grassen. Mais is een directe domesticatie van de teosinteZea mays ssp. parviglumis.
Mais komt oorspronkelijk uit Midden-Amerika waar het gewas door Indianenveredeld werd tot grotere, voedzamere kolven. Zij zochten steeds de beste, lekkerste, grootste kolven uit om de mais mee voort te planten. Waarschijnlijk zijn ze ooit begonnen met de teosinte, een klein grasplantje. Columbus, die in 1492Amerika 'ontdekte' heeft de plant uiteindelijk meegenomen naar Spanje waar de plant direct goed gedijde. Voor het koudere klimaat hebben de Europeanen de mais zelf verder veredeld waarna de plant het in koudere gebieden ook steeds beter ging doen.
Het gewone tamme varken (Sus domesticus of Sus scrofa domesticus) is een gedomesticeerdwild zwijn en behoort tot de familie der varkens (Suidae). Varkens werden 5000 tot 6000 jaar geleden gedomesticeerd. Met de wetenschappelijke naam Sus scrofa wordt het everzwijn of wilde zwijn aangeduid. In Nederland leven ruim 20 miljoen en in België 6,7 miljoen varkens.
Het varken wordt massaal gekweekt voor zijn vlees. In Nederland en België worden varkens voornamelijk in de intensieve varkenshouderij gehouden, maar er zijn ook alternatieven zoals de biologische varkenshouderij en de scharrelvlees varkenshouderij.
In veel artikelen wordt nog gebruik gemaakt van de indeling van boerderijtypes zoals deze door de eerste boerderij onderzoeker Johan Hendrik Gallée in 1908 zijn gepubliceerd. Hij deelde de boerderijen in naar volkeren, dit waren de Friezen, de Saksen, de Franken en de Romeinen.
Rijst (Oryza sativa) behoort als alle granen tot de grassenfamilie (Poaceae). Rijst is het belangrijkste voedsel voor een groot deel van de wereldbevolking, vooral in de warmere streken. In de subtropen wordt de ondersoortOryza sativa subsp. japonica verbouwd, terwijl in de tropen de ondersoort Oryza sativa subsp. indica de overhand heeft. China is de grootste producent en consument van rijst en Thailand is de grootste exporteur.
In Amerika worden overwegend rijstrassen verbouwd die een lange korrel geven. In België en Nederland wordt overwegend langkorrelige rijst gegeten. In Azië worden veel meer rijstrassen verbouwd die een korte korrel geven. In Japan wordt een apart type sake-rijst verbouwd voor het maken van de hogere kwaliteiten sake.
Behalve voor de wol worden schapen ook gehouden voor hun melk en hun vlees, waarbij vooral het lamsvlees wordt gewaardeerd. De schapenmaag wordt gebruikt in traditionele gerechten als gerechtentripes en haggis.
De geit (Capra hircus) is een zoogdier dat behoort tot de evenhoevigen, en daarbinnen de holhoornigen (Bovidae). Het woord geit komt van Germaans *gait-z en is waarschijnlijk verwant met Latijn hædus 'jonge geit'.
Het dier is al vele millennia gedomesticeerd en speelt al lang een belangrijke rol binnen de veeteelt. Behalve de gedomesticeerde geit, is er ook de wilde geit, waar de gedomesticeerde geit een nakomeling van is. Als stamvorm van de huisgeit werd de bezoargeit (Capra aegagrus) vermoedelijk reeds rond 7000 v.Chr. in Voor-Azië gedomesticeerd. Daar leeft ook een van de weinig tamme rassen, de Tsjerkessengeit, die niet van de bezoargeit is af te leiden, maar van de markhoor of schroefhoorngeit (Capra falconeri).
De suikerbiet of beetwortel (Beta vulgaris subsp. vulgaris var. altissima) is een wortelgewas dat wordt geteeld voor de winning van suiker. De plant is een kweekproduct binnen de biet (Beta vulgaris subsp. vulgaris). Er zijn tal van rassen, die verenigd worden in de cultivargroep Altissima. In het verleden is de suikerbiet wel beschreven als variëteit (Beta vulgaris var. altissima).
De suikerbiet is in Nederland een belangrijke bron van suiker. De suikerbiet is niet eetbaar, daar is de biet veel te hard voor. Om de suiker uit de suikerbieten te winnen vindt een complex productieproces plaats waarbij de bieten worden gesneden en gekookt en het sap wordt gecentrifugeerd. Tijdens het proces komen verschillende bijproducten vrij die echter niet worden weggegooid maar in andere producten worden verwerkt.
Een tractor of trekker is een voertuig dat speciaal is ontwikkeld voor gebruik in de landbouw, maar nu overal wordt gebruikt. Het woord tractor (afgeleid van het Latijnse trahere, dat "trekken" betekent) is een algemene omschrijving voor een voertuig dat iets kan trekken, duwen of slepen wat geen eigen aandrijving heeft. In de geïndustrialiseerde wereld heeft de tractor de rol van trekdieren in het boerenbedrijf en elders vrijwel volledig overgenomen.
Haver (Avena sativa) is een eenjarige plant uit de grassenfamilie (Poaceae). Het is een graansoort, die reeds sinds 7000 v.Chr. geteeld wordt. Haver komt oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa en Zuidwest-Azië en is ontstaan uit de wilde haver (Avena fatua). Tot in de Late Middeleeuwen was haver in Nederland op de zandgronden een belangrijk gewas. Haver werd toen geteeld voor zowel menselijke consumptie (haverkoeken, haverbrij en haversoep) als voor veevoer. Ook was haver het belangrijkste graan voor de bierbrouwerij. Pas later is de haver in de bierbrouwerij verdrongen door brouwgerst.
In Nederland wordt ongeveer 1700 hectare haver per jaar verbouwd (peildatum 2010), met een opbrengst van 4700 kg per ha. Vroeger werd er naast de witte ook gele en zwarte haver geteeld.
Een boomgaard, ook bongerd, boogert en bommel (vgl. bijvoorbeeld Zaltbommel) genoemd, is een kunstmatig beplant stuk grond waar vruchten- of notenbomen op gekweekt worden om als menselijk voedsel te dienen. Sommige boomgaarden bij kastelen of residenties hebben zowel een esthetische als nutsfunctie.
Boomgaarden komen in Nederland van oudsher veel voor tussen de grote rivieren in de Betuwe en in het Land van Maas en Waal. Ook hadden vele boerderijen in het verleden een eigen boomgaard voor het kweken van fruit zoals appels en peren. In België is de regio Haspengouw in Limburg rijk aan boomgaarden. Sommige boomgaarden zijn omgeven door een hoge heg om een meer beschutte plek te creëren.
Irrigatie is de kunstmatige winning en verdeling van water met het oog op toevoeging van water aan landbouwgewassen wanneer de regen schaars is, zodat er betere opbrengsten mogelijk worden.
Archeologische onderzoekingen hebben aangetoond dat in het zesde millennium VC irrigatie werd toegepast in Mesopotamië en Egypte, waar gerst werd verbouwd in gebieden met onvoldoende regenwater om zonder irrigatie gewassen te laten groeien. In de Zanavallei van het Andesgebergte in Peru vonden archeologen overblijfselen van drie irrigatiekanalen uit het vierde millennium VC.
Kippen worden zowel voor het vlees als voor de eieren gehouden. Vroeger werden de vrouwelijke dieren (hennen) gebruikt voor de eierproductie en de mannelijke dieren (hanen) werden vetgemest en geslacht.
Tegenwoordig worden er voor de commerciële pluimveehouderij speciaal dieren gefokt voor de productie van eieren en voor de productie van vlees. De kippen voor de productie van eieren heten leghennen en de dieren voor de productie van vlees heten vleeskuikens.
Biologische landbouw en voeding is een verzamelnaam voor landbouwmethoden en voedingsmiddelen die voldoen aan bepaalde eisen op het gebied van milieu, natuur en landschap, het welzijn van dieren en productiemethoden. In Nederland wordt ook het woord ecologisch gebruikt en de Engelse term is organic. Deze termen verwijzen naar dezelfde landbouwmethoden, waarvan de minimale eisen internationaal zijn overeengekomen en vastgelegd.
Kenmerk van die landbouwmethoden is dat er gepoogd wordt te werken met zo weinig mogelijk milieubelastende middelen en methoden. Hierbij staat het bodemleven centraal, wat op zijn minst verstoord, zo niet vernietigd wordt door kunstmest (of drijfmest) en pesticiden, vandaar het verbod op het gebruik hiervan.
Mest bestaat over het algemeen uit min of meer verteerde dierlijke uitwerpselen al of niet vermengd met stro. Het heeft als doel de bodemvruchtbaarder te maken. Andere vormen zijn compost (de vergane resten van planten) of kunstmest. Mest wordt meestal uitgereden met een meststrooier.
Vloeibare mest wordt drijfmest, gier of aalt genoemd. Het land voorzien van vloeibare mest, heet gieren. Stalmest en kippenmest vallen onder de noemer stapelbare mest. Verse paardenmest wordt gebruikt bij de teelt van champignons en kan ook goed gebruikt worden voor het maken van een broeibak.
Een veemarkt is een markt waarop levend vee wordt verhandeld.
Omdat vee sinds de vroege oudheid een grote rol speelt in het leven van de mens, zijn veemarkten op bijna alle continenten te vinden. Het Forum Boarium in Rome, bijvoorbeeld, was een veemarkt en tal van steden in Nederland en België kennen pleinen met namen die naar de handel in vee verwijzen zoals "Veemarkt", "Beestenmarkt", "Koemarkt" of "Paardenmarkt"; voorbeelden zijn de pleinen Veemarkt te Amsterdam en Veemarkt te Kortrijk.
De aardappel (Solanum tuberosum) is een plant die ondergronds een energievoorraad in de vorm van zetmeel aanlegt. Het zetmeel wordt bewaard in de vorm van knollen, die eveneens aardappelen of aardappels worden genoemd. De knollen worden gevormd aan ondergrondse stengels, stolonen genoemd. In veel Europese en westerse landen is de aardappel een basisvoedingsmiddel. Net als rijst, pasta en brood is de aardappel een belangrijke bron van koolhydraten.
In de aardappel komen twee typen zetmeel voor, amylose en amylopectine, waarvan 21% amylose. In 2005 is voor het eerst een ras in de handel gekomen dat bijna 100% amylopectine bevat.
De schoffelmachine is meestal voorzien van schoffelmessen, die het onkruid afsnijden tegen de grond. Een aanvullende bewerking zoals een ganzevoet die al dan niet aan triltanden vastzitten, zorgt ervoor dat de wortels van het onkruid losgewoeld worden. Voor het verwijderen van onkruid dat in de rij staat worden vingerwieders en/of torsiewieders gebruikt. Ook zijn er machines met wiedeg-elementen, kooirollen of met zogenaamde octopussen.
Er zijn schoffelmachines die 4-, 6-, 8-, of 12-rijen in één werkgang kunnen schoffelen. Machines die breder zijn dan 3 meter hebben een hydraulisch inklapsysteem voor het transport over de weg.
Voor de introductie van de glastuinbouw werden groenten en planten vaak onder platglas geteeld. In 1960 was er nog 950 ha onder platglas, maar daarna is het areaal snel kleiner geworden en in 1995 was er nog maar 20 ha. Nu wordt platglas bijna alleen nog door volkstuinders en hobbyisten gebruikt. Deze broeibakken worden afgedekt met eenruiters of Lentse ramen. Er zijn enkele en dubbele bakken. Bij de dubbele bakken liggen de ramen twee aan twee tegenover elkaar. In het midden is de bak 40-50 cm hoog. De ramen liggen bovenaan op een betonnen nok en onderaan op betonnen randen. De nok rust op betonnen palen.
De dubbele bakken liggen in de lengterichting van noord naar zuid, waardoor al vroeg de zon in de bak kan schijnen en de felle zon midden op de dag in de lengterichting van de bak schijnt. Tegen de felle zon worden in de zomer de ramen met een laagje krijt bedekt.
Bij combinatieteelt kweekt men verschillende gewassen na (voor-, hoofd- en nateelt) en naast elkaar, meestal in rijen. Hierdoor bevordert men de variatie van plantaardig en dierlijk leven op en in de grond. In veel gevallen levert dit een verbetering op van kwaliteit, geur en smaak. Bij goede combinaties komen bepaalde ziekten minder vaak voor en sommige combinaties kunnen zelfs een meeropbrengst opleveren.
Om het totaalbeeld te verfraaien, zou men de planten niet in rijen met elkaar kunnen combineren, maar bijvoorbeeld een lagere plant met een compacte bladmassa als omzoming voor een wat hogere plant moeten gebruiken (bijvoorbeeld rode bieten met een rand van wortelen).
Dat planten invloed vinden van de ernaast groeiende planten, is duidelijk merkbaar. Hoge planten houden licht weg van lagere planten en de wortels groeien soms door elkaar heen. Ze kunnen elkaar zelfs beconcurreren in de opname van water en voedingsstoffen. Hoge gewassen kunnen echter ook beschutting geven tegen warmteminnende lagen. Tuinbonen kunnen bijvoorbeeld uitstekend dienst doen als beschutting voor courgettes.
Suikermaïs (Zea mays convar. saccharata) is een variatie van maïs die hoofdzakelijk voor de verse consumptie geteeld wordt.
De korrels worden in het zogenaamde melkrijpe stadium geoogst. Het optimale oogststadium wordt bereikt als de kolfkwast donkerbruin verkleurd is, de korrels tot bijna bovenin de kolf warmgeel van kleur en nog niet ingedeukt zijn.
Er kan onderscheid gemaakt worden in extra zoete en normaal zoete suikermaïs. Normaal zoete suikermaïs heeft een vrij laag suikergehalte en wordt in Nederland weinig geteeld. Extra zoete suikermaïs kan, doordat de omzetting van suiker naar zetmeel genetisch geblokkeerd is, wel tot 20% suiker bevatten en bezit daardoor maar weinig zetmeel.
De genetische blokkade bij extra zoete maïs berust op het gen shrunken-2. Bij normaal zoete maïs is dat het sugary-1 gen. Beide genen zijn recessief. In snijmaïs komen deze beide genen dominant voor. In normale suikermaïs komt het shrunken-2 gen dominant voor en in extra zoete suikermaïs is het gen sugary-1 dominant aanwezig.
Het doel van permacultuur is duurzame opbrengst van ecosysteemproducten en -diensten voor mensen-gemeenschappen door bewust ontwerp van de omgeving. Permacultuur is daarmee een technologie: toepassing van wetenschappelijke wetmatigheden met een specifiek nut voor de mens.
Permacultuur heeft voor deze problemen oplossingsmethodes gevonden door natuurlijke ecosystemen en traditionele kleinschalige voedselproductiesystemen te bestuderen. Aan de hand van de resultaten werd een methodologie ontworpen die functies vervult voor de mens, bijvoorbeeld voedselvoorziening, met de veerkracht van een natuurlijk ecosysteem.
Een agrariër of landbouwer, in de volksmond boer, is iemand die met landbouw of veeteelt zijn geld verdient. Ervan uitgaande dat de 'agrariër' een man is, woont deze met zijn vrouw, in de volksmond 'boerin', en verdere familie op een boerderij, welke op of in de buurt van het land ligt dat bij de boerderij hoort.
Een boer die slechts de beschikking over een klein stuk land of klein aantal dieren heeft, wordt ook wel een keuterboer(tje) genoemd. Iemand die op het land werkt, maar zelf geen grond heeft, wordt een landarbeider genoemd. In de antropologie wordt verder ook de peasant (kleine boer) onderscheiden.
Zelfvoorzieningslandbouw is een vorm van landbouw waarin de boer gewassen verbouwt, puur voor zijn eigen gezin of familie, met andere woorden, niet om te verkopen. Een typische zelfvoorzieningsboerderij heeft een scala aan gewassen en dieren die het hele jaar door door de familie worden gegeten. Het besluit voor zelfvoorziening wordt meestal gemaakt met het oog op het aankomende jaar, meer met de gedachte dat de familie het aankomende jaar genoeg te eten heeft dan dat de familie het aankomende jaar genoeg geld verdient om in leven te blijven.
Raatakkers (ook: celtic fields) zijn kleine, min of meer vierkante of rechthoekige aaneensluitende akkers zoals die vanaf de Late Bronstijd tot in de Romeinse tijd als landbouwsysteem werden gebruikt voor de verbouw van primitieve graansoorten als emmertarwe en spelt. Ze komen voor in Noordwest-Europa en een aantal landen daaromheen.
De aanduiding raatakkers verwijst naar de raatstructuur van de percelen, het is de moderne benaming van "Celtic field", die bedacht is door Engelse archeologen in 1923. Die laatste naam is onjuist gebleken nadat al spoedig bleek dat de akkers niets met Kelten te maken hebben. Toch wordt de naam nog veel gebruikt in het Nederlands.
Precisielandbouw is een vorm van landbouw, waarbij planten en dieren heel nauwkeurig die behandeling krijgen die ze nodig hebben. Het grote verschil met de klassieke landbouw is dat de klassieke landbouw per veld bepaalt wat er gebeurt, terwijl bij precisielandbouw ongeveer per vierkante meter de behoefte bepaald kan worden.
In bijvoorbeeld de akkerbouw houdt dit in: met zo min mogelijk kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen een maximale, homogene kwaliteit en opbrengst bereiken. Doordat minder diesel en N-kunstmest wordt gebruikt en doordat de bodem een goede structuur heeft, bespaart precisielandbouw CO2-uitstoot. Ook de beregening en zaai/poot-dichtheid kunnen hiermee geoptimaliseerd worden.